Ontbinding wegens wanprestatie nog mogelijk nadat het dienstverband al wegens ontslag op staande voet is geëindigd?

Arbeidsrecht (overheid)

Geschreven door: mr. Marije Joosse

Een werknemer is door zijn werkgever op staande voet ontslagen. Het dienstverband van de werknemer is hiermee geëindigd. De werkgever wil na het ontslag op staande voet de arbeidsovereenkomst alsnog ontbinden. Is dat mogelijk? En zo ja, welke gevolgen heeft dat? In deze publicatie wordt daarop ingegaan.

Feiten

Werknemer is op 1 november 2017 in dienst getreden bij Wooncompas. Uit de van toepassing zijnde cao volgt dat de werknemer toestemming nodig heeft voor het verrichten van nevenwerkzaamheden. Bij indiensttreding heeft werknemer Wooncompas verzocht nevenwerkzaamheden te mogen verrichten als ‘jeugdtrainer/coach atletiek’ en ‘personal trainer’. Dit verzoek is door Wooncompas gehonoreerd. 

Met ingang van 1 juni 2019 is werknemer voor de duur van één jaar in dienst getreden bij Stichting Mooiland (hierna: Mooiland), met een arbeidsomvang van 32 uur per week. Deze arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 1 juni 2020. 

Op 4 oktober 2019 heeft de werknemer zich ziekgemeld bij Wooncompas. In de periode van 14 april 2020 tot 1 juni 2020 heeft de werknemer gedurende 8 uur per week als zzp'er werkzaamheden verricht voor Stichting Wooninvest (hierna: Wooninvest). Per 1 juni 2020 is werknemer bij Wooninvest voor 36 uur per week in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Wooninvest is via een vaststellingsovereenkomst geëindigd. 

Wooncompas heeft werknemer op 20 juli 2020 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag op staande voet is dat het Wooncompas duidelijk is geworden dat werknemer nog twee dienstverbanden bij woningcorporaties heeft in vergelijkbare functies met een totale omvang van 104 uur per week. Dit terwijl werknemer sinds 4 oktober 2019 ziek gemeld staat bij Wooncompas. Wooncompas heeft vervolgens een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en heeft het verzoek van Wooncompas toegewezen. De werknemer heeft daarop hoger beroep ingesteld. Het oordeel van de kantonrechter is in hoger beroep bekrachtigd. Het hof is van oordeel dat sprake is van een dringende reden. Volgens het hof heeft de werknemer ernstig verwijtbaar gehandeld door structureel en in ernstige mate te kort te schieten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. Wooncompas vordert daarop bij de kantonrechter (ECLI:NL: RBDHA: 2023:4726) ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW. 

De vraag die zich nu voordoet is de volgende: kan een werkgever een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst indienen als hij de werknemer al op staande voet heeft ontslagen?

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst artikel 7:686 BW

Artikel 7:686 BW bepaalt dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden wegens een tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst. Dit wordt wanprestatie genoemd. Voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van dit artikel volgt uit de rechtspraak dat in de meeste gevallen het strenge criterium van ernstige wanprestatie wordt gehanteerd. Voor de vraag wanneer sprake is van ernstige wanprestatie kan aansluiting gezocht worden bij de dringende redenen voor een ontslag op staande voet (artikel 7:678 BW). Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin een werknemer tekortkomt in de nakoming van de arbeidsovereenkomst door het (structureel en in ernstige mate) weigeren om arbeid te verrichten, maar ook in de situatie waarin de werknemer weigert om re-integratiewerkzaamheden uit te voeren of niet voldoet aan redelijke re-integratievoorstellen van de werkgever.

Van deze ontbindingsmogelijkheid kan dus niet te lichtzinnig gebruik gemaakt worden. Pas indien het gedrag van de werknemer een dringende reden oplevert of daar tegenaan schuurt, wordt in het algemeen een ontbindingsverzoek op grond van artikel 7:686 BW gehonoreerd.

Ontbinding na ontslag op staande voet

De Hoge Raad (april 25, 2023 HR 20 april 1190, NJ 1990, 702) heeft in algemene zin geoordeeld dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst door opzegging, zoals een ontslag op staande voet, in beginsel niet in de weg staat aan de toewijsbaarheid van de vordering van ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat een reeds beëindigde arbeidsovereenkomst alsnog kan worden ontbonden op grond van artikel 7:686 BW. Daarbij geldt wel dat de werkgever nog een belang moet hebben bij de gevorderde ontbinding. Maar wat voor gevolgen heeft een dergelijke ontbinding?

Gevolgen ontbinding

Op een ontbinding wegens een tekortkoming zijn de relevante artikelen uit boek 6 BW van toepassing. Dit betreft het algemene civiele recht. Dit betekent onder meer dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW niet alleen gevolgen heeft voor de toekomst, maar ook voor het verleden.

Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, maar er is wel sprake van zogeheten ongedaanmakingsverbintenissen. Dit houdt in dat op partijen de verplichting rust om de gevolgen van een reeds ontbonden overeenkomst zoveel mogelijk ongedaan te maken (artikel 6:271 BW). Bij een arbeidsovereenkomst is dit lastig. Er is namelijk arbeid verricht die niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Met andere woorden teruggave van de prestatie is niet meer mogelijk. 

De wet bepaalt dat in zo’n situatie de waarde van de prestatie moet worden vergoed. Indien sprake is van een ondeugdelijke prestatie, moet op grond van artikel 6:272, lid 2 BW worden bepaald welke waarde de arbeid in de gegeven omstandigheid voor de werkgever heeft gehad. De ongedaanmakingsverplichting gaat over de periode tussen de tekortkoming en de ontbinding.

Terug naar de casus

Ten aanzien van de gevorderde ontbinding oordeelt de kantonrechter in deze zaak ten eerste dat Wooncompas een belang heeft bij haar vordering. De tekortkoming van werknemer is aangevangen op het moment dat hij op 1 juni 2019 in dienst trad bij Mooiland. Dit leidt tot naar het oordeel van de kantonrechter tot een terugbetalingsverplichting van werknemer ter hoogte van € 43.766,50 aan reeds betaald loon. Daarmee was overigens de kous voor deze werknemer nog niet af. Ook Mooiland heeft bij de kantonrechter (ECLI:NL: RBDHA: 2023:4726) ontbinding van de arbeidsovereenkomst gevorderd op grond van artikel 7:686 BW. Dit resulteerde in een terugbetalingsverplichting van het loon ter hoogte van € 37.552,80.

Aandachtspunten voor de praktijk

  • Een reeds geëindigde arbeidsovereenkomst sluit ontbinding op grond van artikel 7:686 BW niet uit. Als werkgever moet je wel een voldoende belang hebben bij de gevorderde ontbinding.
  • Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW brengt ongedaanmakingsverbintenissen met zich mee. Bij een geslaagd werkgeversverzoek kan het loon dat betaald is over de periode tussen de tekortkoming en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden teruggevorderd.
  • In plaats van een ontslag op staande voet te geven zou de werkgever er - mede - voor kunnen kiezen ontbinding te vragen op grond van wanprestatie en zo het loon terug kunnen vorderen vanaf het moment dat de wanprestatie zich heeft voorgedaan. 
  • Verder geldt dat de rechter niet gebonden is aan de regels met betrekking tot de ontbindingsdatum van art. 7:671b, lid 9, onder a BW. 

Heeft u de arbeidsovereenkomst met uw werknemer al beëindigd? Of bent u voornemens om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, bijvoorbeeld wegens een dringende reden? Vergeet dan niet dat ontbinding op grond van artikel 7:686 BW eveneens een mogelijkheid kan bieden. Onze advocaten & adviseurs staan klaar om met u mee te denken. 

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties