Slapend dienstverband? Recht op vakantieopbouw en transitievergoeding

Arbeidsrecht (overheid)

Geschreven door: mr. Rowie van Coevorden

Bouwt een werknemer die langdurig ziek is ook na het einde van de loondoorbetalingsverplichting nog wettelijke vakantiedagen op? Die vraag staat centraal in een recente uitspraak. De kantonrechter is duidelijk: de wettelijke vakantieopbouw blijft doorlopen zolang het dienstverband bestaat, ongeacht of de werknemer arbeid verricht of recht heeft op loon. De kantonrechter laat daarmee een nationale wetbepaling buiten toepassing. Ook gaat de kantonrechter in op de berekening van de transitievergoeding, aangezien het de werknemer is die om beëindiging van het dienstverband verzoekt. In deze publicatie lichten we de uitspraak toe en vertalen we de gevolgen naar de praktijk.

De zaak in een notendop

Het gaat om een werknemer die langdurig arbeidsongeschikt is en sinds maart 2024 een IVA-uitkering ontvangt. Na afloop van een door UWV opgelegde loonsanctie geldt vanaf 1 maart 2024 geen loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever meer. De werknemer verzoekt daarop om beëindiging van het dienstverband met betaling van de transitievergoeding en uitbetaling van de eindafrekening, waaronder de opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever moet meewerken aan beëindiging van het slapende dienstverband en de transitievergoeding moet voldoen. Vervolgens oordeelt de kantonrechter dat de werknemer ook na het einde van de loondoorbetalingsverplichting wettelijke vakantie opbouwt. De werkgever moet in totaal ruim € 13.000 bruto aan vakantiedagen uitbetalen.

Wat betekent de uitspraak voor de praktijk?

De uitspraak is relevant op twee punten: de opbouw van vakantie-uren nadat de loondoorbetalingsverplichting is geëindigd, en de berekening van de transitievergoeding wanneer de werknemer om beëindiging verzoekt.

Opbouw vakantie-uren

De huidige wettekst in artikel 7:634 BW koppelt de opbouw van vakantie in beginsel aan het recht op loon. Heeft een werknemer aanspraak op loon, dan bouwt de werknemer automatisch ook vakantie op. De kantonrechter laat die koppeling met het recht op loon voor de opbouw van wettelijke vakantiedagen in dit geval buiten toepassing, omdat dit botst met het Europese recht op jaarlijkse betaalde vakantie. Praktisch betekent dit: zolang het dienstverband van de arbeidsongeschikte werknemer doorloopt, loopt de wettelijke opbouw van vakantiedagen door. Per jaar gaat het om vier keer de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur (bij 36 uur: 144 vakantie-uren).

Tussentijds afkopen van wettelijke uren is niet toegestaan. De afrekening volgt bij beëindiging van het dienstverband. Een werknemer met een slapend dienstverband kan intussen wel vakantie opnemen. Over vastgestelde vakantiedagen is vakantieloon verschuldigd, ook als de periode van 104 weken ziekte (of langer vanwege een loonsanctie) al is verstreken. De werknemer heeft tijdens de vakantie recht op 100% van zijn of haar loon en zal via de reguliere wijze een vakantie-aanvraag moeten doen.

Belangrijk om daarbij te vermelden is dat wettelijke vakantie-uren in principe zes maanden na afloop van het kalenderjaar van opbouw vervallen. Dagen opgebouwd in 2025 vervallen dus op 1 juli 2026. Dat verval treedt niet in als de werknemer redelijkerwijs geen vakantie kon opnemen, bijvoorbeeld door medische belemmeringen. In dat geval geldt de verjaringstermijn van vijf jaar. Daarnaast heeft de Hoge Raad al eerder bepaald dat wettelijke vakantiedagen niet vervallen of verjaren als de werkgever zijn zorg- en informatieplicht niet nakomt. De werkgever moet de werknemer tijdig en concreet informeren en in staat stellen om vakantie op te nemen. Gebeurt dat niet, dan blijven vakantiedagen ook staan. Staat de gezondheid vakantie niet in de weg? Dan is het ook bij een slapend dienstverband belangrijk om tijdig te informeren over (dreigend) verval.

Let op: een cao kan de vervaltermijn verruimen. Zo bepalen bijvoorbeeld de Cao Gemeenten en de Cao SGO dat wettelijke vakantie-uren pas na 12 maanden vervallen.

Het “Xella-verzoek”

De uitspraak bevestigt nog eens dat de werkgever na langdurige arbeidsongeschiktheid moet meewerken aan beëindiging van het dienstverband als de werknemer daar om verzoekt (het zogenoemde “Xella-verzoek”). Partijen kunnen hiervoor een vaststellingsovereenkomst opstellen. De werkgever is daarbij gehouden een vergoeding te betalen ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Dit geldt in ieder geval nog zo lang de wettelijke transitievergoeding bij beëindiging na langdurige arbeidsongeschiktheid door UWV wordt gecompenseerd.

Ook bevestigt de kantonrechter dat de duur van het dienstverband bij een Xella-verzoek fictief wordt bekort bij het berekenen van de vergoeding. Dit houdt in dat wordt uitgegaan van een fictieve einddatum op de dag nadat de werkgever wegens langdurige arbeidsongeschiktheid het dienstverband had kunnen beëindigen. In deze zaak loopt de fictieve duur van het dienstverband van november 1995 tot 1 maart 2024 (na afloop van de loonsanctie).

Beëindigt de werkgever het dienstverband zelf na een UWV-vergunning, dan is er geen fictieve datum. De werkgever zal in dat geval de transitievergoeding moeten berekenen tot aan de daadwerkelijke einddatum. Kiezen partijen bij beëindiging op initiatief van de werkgever voor een vaststellingsovereenkomst (zonder UWV-vergunning), dan hebben zij contractsvrijheid over de berekeningswijze. Daarbij geldt wel dat als de werknemer niet meewerkt aan een berekening op basis van de fictieve datum, de werkgever een UWV-vergunning moet aanvragen. De vergoeding wordt dan alsnog berekend tot aan de daadwerkelijke einddatum. Let op: de compensatie van de transitievergoeding die in zo’n geval bij UWV kan worden aangevraagd is wel gemaximeerd. De compensatieregeling voor de transitievergoeding geldt voor de meeste werkgevers nog tot 1 juli 2026.

Tot slot

Vooral voor werkgevers met slapende dienstverbanden is de uitspraak financieel zeer relevant. Zowel voor de berekening van de transitievergoeding als voor het recht op vakantieopbouw. De kantonrechter is duidelijk: tijdens ziekte bestaat er recht op vakantieopbouw, ook als er geen recht meer bestaat op loon. Hoewel nog moet blijken of de door de kantonrechter geformuleerde lijn wordt bevestigd door hogere rechterlijke instanties, is het voor nu wel belangrijk dat werkgevers bij een slapend dienstverband tussentijdse vakantieopname mogelijk maken en de werknemer jaarlijks informeren over het vervallen van wettelijke vakantiedagen. Verder is het raadzaam slapende dienstverbanden vooral niet onnodig lang in stand te houden. Tot slot is het verstandig ermee rekening te houden dat niet-genoten vakantiedagen wellicht bij de eindafrekening moeten worden uitbetaald. Wie dit strak organiseert in beleid en administratie, voorkomt verrassingen bij de eindafrekening.

Vragen? Neem contact met ons op.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties

Verduidelijking UWV-procedure bij ontslag in het kader van een overgang van onderneming

Arbeidsrecht (overheid)
Geschreven door: Lars Onstenk Per 1 juli 2025 zijn de nieuwe uitvoeringsregels UWV voor ontslag wegens bedrijfseconomische redenen in werking getreden. Deze vervangen de versie van april 2023. In deze…

De praktische schatting sinds 1 juli 2024 uitgangspunt bij de WIA-beoordeling

Arbeidsrecht (overheid)
Geschreven door: mr. Tessa Jaspers Wanneer een werknemer langdurig arbeidsongeschikt is, kan hij vanaf de 88e week dat hij arbeidsongeschikt is een WIA-aanvraag doen bij UWV. UWV beoordeelt na de…

Latere publicaties

Geen latere publicaties beschikbaar.