Geschreven door: mr. Marije Joosse
Een werknemer (advocaat) is vanaf 7 november 2005 in dienst van een advocatenkantoor. Vanaf 2018 hebben partijen een conflict over het aantal genoten vakantiedagen van de werknemer. Dit conflict escaleert. Zelfs zover dat de werkgever de kantonrechter verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Werknemer vordert in deze procedure uitbetaling van 265,5 opgebouwde, maar niet-genoten vakantiedagen. De kantonrechter gaat daar voor een deel in mee. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van 22 vakantiedagen. De werknemer laat het hier niet bij zitten en gaat in hoger beroep. Daar vordert de werknemer uitbetaling van 251,25 vakantiedagen.
Hoeveel vakantiedagen moeten er worden uitbetaald aan de werknemer?
Wettelijke grondslag
Artikel 7:640a BW bepaalt dat de wettelijke vakantiedagen zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven vervallen. Dit is niet het geval indien de werknemer niet in staat is geweest vakantie op te nemen. In de praktijk betekent dit dat de wettelijke vakantiedagen over 2021 vervallen op 1 juli 2022. Behalve dus in de gevallen waarin de werknemer niet in staat is geweest op vakantiedagen op te nemen. Bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid.
Jurisprudentie
Uit Europese rechtspraak vloeit voort dat er extra eisen gesteld worden aan het vervallen van de vakantiedagen. Die extra eisen gelden ook in de verhouding tussen de werkgever en werknemer. Uit het arrest Max Planck volgt dat van de werkgever mag worden verwacht om concreet en in alle transparantie ervoor te zorgen dat de werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om zijn vakantie met behoud van loon op te nemen. Indien nodig moet de werkgever de werknemer daar formeel toe aanzetten. Op de werkgever rust verder de verplichting om de werknemer tijdig en op precieze wijze te informeren dat hij de vakantiedagen aan het einde van die zes maanden verliest.
Op de werkgever rust dus een vergaande zorg- en informatieverplichting. Maar wat als de werkgever geen invulling geeft aan deze verplichting? Op grond van de uitspraak van het Europese Hof komen de wettelijke vakantiedagen dan niet na zes maanden te vervallen.
Hoe oordeelt het Gerechtshof over het verval van vakantiedagen?
Het hof dient zich te buigen over de vraag of de wettelijke vakantiedagen vervallen of verjaard zijn. In haar uitspraak verwijst het hof naar de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Het hof concludeert dat op de werkgever een vergaande zorg- en informatieverplichting rust. De regel is dat de werkgever dient te bewijzen dat hij aan deze verplichting heeft voldaan. In dat kader verwijst het advocatenkantoor naar een schriftelijke verklaring waarin een betrokkene heeft verklaard samen met de werkgever in de periode 2014 en 2015, de werknemer meerdere keren erop te hebben gewezen dat zijn vakantiedagen zouden vervallen als hij geen vakantie zou nemen. In de verklaring stond dat de werknemer het verval van die vakantiedagen geen probleem vond en dat de werknemer door de werkgever meerdere keren is aangespoord om met enige regelmaat vakantie te nemen.
Het hof acht deze verklaring onvoldoende nu daaruit niet blijkt hoe vaak, op welk moment en op welke wijze de werknemer op het verval van de vakantiedagen is gewezen. Ook een e-mailbericht van de werkgever aan de werknemer waarin aan de werknemer wordt gevraagd of hij zijn vakantie zou willen opgeven, omdat het niet de bedoeling is dat hij zijn vakantiedagen opspaart, is voor het hof onvoldoende. Dit bericht houdt volgens het hof namelijk niet meer in dan een verzoek aan de werknemer om vakantiedagen op te geven ter voorkoming van een stuwmeer aan vakantiedagen. Ook het gegeven dat de werknemer als advocaat bekend is met de inhoud en de gevolgen van de vervalregeling, brengt volgens het hof niet met zich dat op de werkgever een minder vergaande zorg- en informatieverplichting rust.
Conclusie: de werkgever heeft onvoldoende feiten gesteld waaruit zou volgen dat hij aan zijn zorg- en informatieverplichting heeft voldaan. De wettelijke vakantiedagen zijn dus niet vervallen.
Zijn de wettelijke vakantiedagen dan verjaard?
Verjaring houdt in dat na verloop van de verjaringstermijn een vordering niet meer via de rechter kan worden afgedwongen. Een rechtsvordering tot toekenning van wettelijke vakantiedagen verjaart vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan. Maar, indien de werknemer door toedoen van de werkgever die vakantiedagen niet heeft kunnen opnemen, kan de verjaringstermijn voor de wettelijke vakantiedagen buiten toepassing worden verklaard. In deze zaak doet de werknemer hier een beroep op. Het hof gaat hier in mee en verklaart de verjaringstermijn in dit geval buiten toepassing, omdat de werkgever niet aan zijn zorg- en informatieverplichting heeft voldaan. De wettelijke vakantiedagen zijn dus ook niet verjaard.
Tips voor de praktijk
Uit deze uitspraak blijkt nogmaals dat werkgevers hun zorg- en informatieverplichting serieus moeten nemen. Het onvoldoende in acht nemen van deze verplichting, kan verstrekkende (financiële) consequenties met zich mee brengen.
Wij adviseren werkgevers dan ook om:
- Aan het begin van het kalenderjaar werknemers duidelijk te informeren over het aantal vakantiedagen;
- Werknemers erop te wijzen dat de vakantiedagen vervallen zes maanden na het jaar waarin die dagen zijn opgebouwd. Gelet op het feit dat de bewijslast berust bij de werkgever, verdient het aanbeveling om dit met enige regelmaat schriftelijk te doen;
- Werknemers concreet, proactief en tijdig in staat te stellen vakantie op te nemen;
- Indien nodig werknemers er toe aan te zetten om het opgebouwde verlof op te nemen.