Waarom zwijgen niet altijd goud is
Geschreven door: Fleur den Haas
Wie een WIA-uitkering krijgt, moet zich houden aan zijn inlichtingenplicht. Dit volgt uit artikel 27 Wet WIA. De verzekerde moet op grond daarvan alle informatie verstrekken die van belang is voor de uitkering. Deze informatie kan immers een rol spelen in de hoogte van, het recht op en de uitbetaling van de uitkering. Dit geldt ook als de verzekerde onbetaalde werkzaamheden verricht. De verzekerde moet UWV hier uit eigen beweging over informeren.
In de praktijk gaat dat niet altijd goed. En dat kan een verzekerde duur komen te staan. Komt een verzekerde zijn verplichtingen niet na, dan kan een maatregel volgen. Hoe deze eruit komt te zien, kan per geval verschillen. In deze publicatie bespreken we twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep waarin verzekerden hun onbetaalde werkzaamheden verzwegen.
ECLI:NL:CRVB:2025:833
De eerste uitspraak gaat over een man die tijdens zijn WIA-uitkering onbetaalde werkzaamheden verrichtte in de winkel van zijn vrouw. Hij meldde dit niet bij het UWV. Daarmee schond hij zijn inlichtingenplicht.
Het UWV legt een terugvordering op. Voor de omvang daarvan doet het UWV een schatting. De man bestrijdt die beslissing bij de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het besluit in stand. De aanwezigheid op een werkplek tijdens reguliere arbeidsuren veronderstelt dat de man op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. Wegens een gebrek aan registratie van de gewerkte uren mocht het UWV een schatting doen van de omvang daarvan.
De man gaat in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep bevestigt het oordeel van de rechtbank. De werkzaamheden die de man verrichtte zijn op geld waardeerbaar. Omdat het gaat om de winkel van zijn echtgenote, heeft de man hier direct dan wel indirect voordeel van gehad. Zijn uitkering is daarom te hoog vastgesteld. Het UWV mag het te veel betaalde geld dan ook terugvorderen. Wel moet het UWV de periode waarover dit is berekend herzien.
ECLI:NL:CRVB:2025:844
In de tweede uitspraak verricht een vrouw werkzaamheden voor een bedrijf dat ballonvaarten aanbiedt. Zij ontvangt hiervoor geen vergoeding. Door dit niet aan te geven bij het UWV, schond zij haar inlichtingenplicht.
De vrouw krijgt daarom van het UWV een boete en een terugvordering opgelegd. Zij gaat hiertegen in beroep bij de rechtbank. De rechtbank geeft de vrouw geen gelijk en laat het besluit in stand. De vrouw heeft werkzaamheden verricht waarvan zij geen melding heeft gemaakt. De rechtbank acht het daarbij niet van belang dat zij voor deze werkzaamheden geen vergoeding ontving. Zij heeft daarmee haar inlichtingenplicht geschonden. Het UWV mocht daarom deze maatregelen opleggen.
De vrouw laat het hier niet bij zitten en gaat in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de vrouw haar inlichtingenplicht inderdaad heeft geschonden. Ook is de Centrale Raad van Beroep van oordeel dat de werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als op geld waardeerbare activiteiten. De activiteiten waren namelijk van commerciële aard en het was ook niet eenmalig of kortdurend. Het voordeel dat de vrouw aan de werkzaamheden ontleent is echter nihil. Zowel direct als indirect. In tegenstelling tot de rechtbank, oordeelt de Centrale Raad van Beroep daarom dat de herziening, de terugvordering en de boete onterecht zijn. Omdat wel sprake is en blijft van schending van de inlichtingenplicht geeft de Centrale Raad van Beroep wel een schriftelijke waarschuwing. De uitspraak komt in de plaats van de maatregelen die UWV op had gelegd.
Voordeel of niet?
Op het eerste oog hebben beide zaken veel van elkaar weg. Het gaat om gevallen waarin iemand met een WIA-uitkering onbetaalde werkzaamheden verricht. Deze worden vervolgens voor het UWV verzwegen. Het UWV legt in beide gevallen een maatregel op voor het schenden van de inlichtingenplicht. In de eerste zaak blijft dit in stand, maar in de tweede zaak blijkt de maatregel onterecht.
Dit heeft alles te maken met het voordeel dat de verzekerde ontleende aan het verrichten van werkzaamheden. Of eigenlijk het ontbreken daarvan. Omdat de vrouw uit de tweede uitspraak geen voordeel aan haar werkzaamheden ontleende, achtte de Centrale Raad van Beroep de opgelegde maatregelen onterecht. De man in de eerste uitspraak kreeg weliswaar geen geldelijke vergoeding voor de werkzaamheden die hij deed in de winkel van zijn vrouw, maar ontleende direct dan wel indirect toch voordeel aan zijn werkzaamheden. In zijn geval was de opgelegde maatregel dan ook terecht volgens de Centrale Raad van Beroep.
Tot slot
De lijn van de Centrale Raad van Beroep is duidelijk: het schenden van de inlichtingenplicht leidt niet automatisch tot een terugvordering. Als sprake is van voordeel, kunnen maatregelen zoals herziening, terugvordering en boete gerechtvaardigd zijn. Door het geven van een waarschuwing lijkt het er wel op, dat volgens de Centrale Raad van Beroep bij een volgende schending wel een zwaardere maatregel zou mogen volgen.
Ook voor een organisatie die eigenrisicodrager is voor de WIA, is het belangrijk om deze lijn goed te begrijpen én het sanctiebeleid hierop af te stemmen. Zo kan ook een eigenrisicodrager in situaties als bovenstaande een maatregel opleggen.
Vragen of advies nodig? Neem contact met ons op.
Ontvang onze publicaties
Volg ons op social media
Ontvang ons cursusaanbod
Volg ons op social media
Gerelateerde publicaties
Eerdere publicaties
Latere publicaties
Geen latere publicaties beschikbaar.