De Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) treedt naar verwachting op 1 juni 2003 in werking. Gelijk met de inwerkingtreding van deze wet krijgt een aantal wetten waaronder de Woningwet en de Drank - en Horecawet een extra grond voor het weigeren van vergunningen en subsidies en een extra basis waarop ondernemingen kunnen worden uitgesloten van het meedingen naar overheidsopdrachten. Het bestuursorgaan of de aanbestedende dienst kan van deze weigeringsgronden of uitsluitingsgronden gebruik maken, wanneer sprake is van “ernstig gevaar van misbruik” ten behoeve van de ontplooiing van een criminele activiteit. Ook kunnen, indien er sprake is van “ernstig gevaar van misbruik”, reeds gegeven beschikkingen en verleende subsidies worden ingetrokken. Ten aanzien van subsidies moet de weigeringsgrond in de desbetreffende subsidieverordening zijn opgenomen.
Ernstig gevaar voor misbruik
Van ernstig gevaar voor misbruik is sprake, wanneer het vermoeden bestaat dat de subsidie, beschikking of overheidsopdracht mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen. Of en in welke mate van dit gevaar sprake is, wordt beoordeeld door het Bureau Bibob.
Advies Bureau Bibob
De Wet Bibob voorziet in een adviesprocedure, waarbij het bestuursorgaan of de aanbestedende dienst op eigen initiatief een advies kan vragen bij het Bureau Bibob. In het advies geeft het Bureau Bibob aan in hoeverre er sprake is van “ernstig gevaar van misbruik”. Echter, het Bureau Bibob geeft geen advies of het bestuursorgaan al dan niet tot verlening van subsidie of vergunning, dan wel gunning van opdracht over moet gaan. Dat blijft nadrukkelijk de eigen verantwoordelijkheid van het betrokken bestuursorgaan.
Het Bureau Bibob verzamelt gegevens over de aanvrager van subsidie of vergunning of de onderneming die meedingt naar een overheidsopdracht en geeft vervolgens op basis van die gegevens aan, of en in welke mate er sprake is van “ernstig gevaar van misbruik”.
Werkingssfeer
De werking van de Wet Bibob strekt zich uit over aanbestedingen door de Staat, provincie, gemeente, waterschap, openbaar lichaam in de zin van de Wet op de gemeenschappelijke regelingen, een politieregio, een openbaar lichaam voor beroep of bedrijf dan wel een ander openbaar lichaam als bedoelt in artikel 134 van de Grondwet of een bij AMvB aangewezen zelfstandig bestuursorgaan.
De volgende beschikkingen vallen onder de werkingssfeer van de wet:
- drank- en horecavergunningen;
- bepaalde vergunningen op basis van de Opiumwet met betrekking tot het bereiden en voorhanden hebben van bepaalde stoffen;
- bepaalde vergunningen op basis van de Wet goederenvervoer over de weg;
- bepaalde vergunningen op basis van de Wet personenvervoer 2000;
- milieuvergunningen en
- bouwvergunningen.
Eventueel kunnen bij AMvB inrichtingen worden aangewezen ten aanzien waarvan het wenselijk is dat bestuursorganen bij het beslissen op een vergunningaanvraag het Bureau Bibob om een advies verzoeken. Het gaat dan om gemeentelijke vergunningen ten behoeve van bijvoorbeeld coffeeshops, bordelen en speelhallen.
Werkwijze
Om gebruik te kunnen maken van de weigerings- of intrekkingsgrond die de Wet Bibob biedt, moet het bestuursorgaan een advies van het Bureau Bibob hebben ontvangen. Het bestuursorgaan beslist zelf of een dergelijk advies gevraagd wordt. Er dient beleid vastgesteld te worden waarin is aangegeven in welke gevallen het advies wordt gevraagd. Naar de burger toe is het dan duidelijk of men het voorwerp van een Bibob-onderzoek wordt. Tevens biedt zo’n beleid in de fase van bezwaar of beroep bij de rechtbank een toetsingskader. Tegen de beslissing advies aan het Bureau Bibob te vragen staat geen bezwaar of beroep open. Zo’n beslissing is aan te merken als een voorbereidingshandeling voor een besluit: de uiteindelijke beslissing op de aanvraag van vergunning of subsidie. De beslissing een advies te verzoeken kan echter wel in de bezwaar en beroepsfase getoetst worden. Het toetsingskader bestaat dan met name uit het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Wanneer een bestuursorgaan het Bureau Bibob om een advies vraagt, wordt de wettelijke termijn waarin de beschikking dient te worden gegeven opgeschort totdat het advies is ontvangen. Deze termijn is maximaal vier weken en kan wanneer het Bureau Bibob nadere gegevens nodig heeft nog eens met maximaal vier weken worden verlengd.
Beleid
Bestuursorganen dienen beleid vast te stellen ten aanzien van de wijze waarop zij de mogelijkheden van de Wet Bibob aanwenden. Dit beleid kan zien op twee aspecten:
- het beleid ten aanzien van het adviesverzoek, en
- het beleid ten aanzien van de besluitvorming ná het adviesverzoek.
Het beleid ten aanzien van het adviesverzoek geeft aan wanneer een advies van het Bureau Bibob wordt gevraagd. Men kan kwalitatieve criteria, bijvoorbeeld de branche waarin de aanvrager van een vergunning werkzaam is, en kwantitatieve criteria, zoals de hoogte van de te verlenen subsidie of de betrokken bouwsom, geven.
Het beleid ten aanzien van de besluitvorming ná het adviesverzoek geeft aan hoe de betrokken belangen van de aanvrager van een vergunning of subsidie, dan wel van het naar een overheidsopdracht meedingend bedrijf afgewogen dienen te worden tegenover de mate van “gevaar van misbruik” van vergunning, subsidie of overheidsopdracht. Ook is het verstandig de mogelijke uitkomsten van die belangenafweging te omschrijven in het beleid: wanneer dient een begunstigende beschikking ingetrokken of geweigerd te worden, dient de betrokkene om specifieke waarborgen verzocht te worden met als doel het “gevaar voor misbruik” te verkleinen of dienen controle- of handhavinginstrumenten gericht ingezet te worden.
Conclusie
De Wet Bibob biedt bestuursorganen in bepaalde gevallen de mogelijkheid om het risico van misbruik van een overheidsopdracht, subsidie of vergunning te laten onderzoeken en mee te wegen in de beslissing tot verlening van subsidie, vergunning of overheidsopdracht. Een beslissing tot het indienen van een adviesverzoek is geen beschikking in de zin van de Awb, maar een voorbereidingshandeling voor het te nemen besluit. Het adviesverzoek kan dan ook alleen maar getoetst worden als deel van de voorbereiding van het besluit. Hoe met de in de Wet Bibob verleende intrekkings- en wijzigingsbevoegdheden omgegaan dient te worden, dient in beleid worden vastgelegd. Vastgelegd beleid schept zekerheid voor alle betrokkenen en een toetsingskader voor beslissingen in het concrete geval.