Aansprakelijkheid werkgever bij een burn-out

Ambtenarenrecht
Arbeidsrecht (overheid)

Uit onderzoek blijkt dat veel werknemers de verplichting voelen altijd bereikbaar te zijn voor hun werk. De stijging van het aantal werknemers dat kampt met een burn-out wordt hier vaak aan gerelateerd. Mede naar aanleiding hiervan is onlangs een wetsvoorstel ingediend om de Arbeidsomstandighedenwet te wijzigen: de Wet op het recht op onbereikbaarheid. Het wetsvoorstel moet er voor zorgen dat de werkgever in zijn arbeidsomstandighedenbeleid invulling geeft aan het recht van de werknemer om onbereikbaar te zijn voor zijn werkgever buiten werktijd.   

Op dit moment bestaan al diverse wetten die werknemers beschermen tegen onder meer burn-out klachten. Denk bijvoorbeeld aan de Arbeidstijdenwet en de hiervoor genoemde Arbeidsomstandighedenwet. Daarnaast kent zowel het ambtenarenrecht als het arbeidsrecht een zorgplicht van de (overheids)werkgever jegens zijn werknemers. Deze zorgplicht houdt in dat de werkgever moet voorkomen dat werknemers schade lijden in de uitoefening van hun werkzaamheden.

Vraag is of deze zorgplicht ook geldt jegens werknemers die door hun werk psychische klachten oplopen, zoals een burn-out. Mede gelet op de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, is daarbij interessant hoe de arbeidsrechter aankijkt tegen de werkgeversaansprakelijkheid voor psychische klachten ten opzichte van de ambtenarenrechter.    

Werkgeversaansprakelijkheid voor een burn-out onder het ambtenarenrecht

De ambtenaar die arbeidsongeschikt raakt ‘in en door de dienst’, kan zijn werkgever aansprakelijk stellen voor de schade die hij hierdoor lijdt. Op de overheidswerkgever rust namelijk een zorgplicht jegens zijn werknemers. Op 8 september 2005 spreekt de Centrale Raad van Beroep, in navolging van de Hoge Raad, voor het eerst uit dat de zorgplicht van de werkgever zich mede uitstrekt tot het voorkomen van werkomstandigheden die psychisch ziekmakend zijn voor de ambtenaar (ECLI:NL:CRVB:2005:AU2896).

Volgens vaste jurisprudentie die de Centrale Raad van Beroep nadien heeft ontwikkeld moet, wanneer de gestelde schade in sterkere mate van psychische aard is, in meerdere mate sprake zijn van factoren die in verhouding tot dat werk of die werkomstandigheden - objectief bezien - een buitensporig karakter dragen (ECLI:NL:CRVB:2015:1665).

Soms kunnen werkomstandigheden die op zichzelf bezien niet als buitensporig zijn te beschouwen, toch leiden tot buitensporige omstandigheden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de werkgever, daar waar nodig, onvoldoende nazorg heeft geboden of onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen voor de werknemer(s). Zo oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat een oefening waaraan een vrijwilliger van de brandweer meedeed, op zichzelf bezien geen buitensporige omstandigheden oplevert. Deelname aan een dergelijke oefening hoort bij de functie. De werkgever had de oefening echter onvoldoende zorgvuldig ingericht en niet de juiste uitrusting verschaft aan de vrijwillige brandweerman. Dit leidde ertoe dat toch sprake was van buitensporige omstandigheden (ECLI:NL:CRVB:2017:1984).

Het is aan de ambtenaar om aannemelijk te maken dat hij tijdens zijn werk te maken heeft gehad met buitensporige omstandigheden. Slaagt hij hier in, dan vermoedt de rechter dat de psychische klachten van de ambtenaar zijn ontstaan door de werkomstandigheden. De werkgever zal dan in beginsel aansprakelijk zijn voor de schade (waaronder loondoorbetaling) van de ambtenaar.

Dit is alleen anders als de werkgever aannemelijk maakt dat de psychische klachten zich ook hadden voorgedaan als hij zijn zorgplicht was nagekomen. Dit is uiteraard een zeer lastige, zo niet onmogelijke opdracht voor de werkgever. Het is daarbij onvoldoende dat de werkgever aannemelijk maakt dat andere omstandigheden, gelegen in de privésfeer of de persoonlijkheid van de ambtenaar, mogelijk hebben bijgedragen aan de psychische klachten. De werkgever zal echt moeten aantonen dat een heel andere oorzaak ten grondslag ligt aan de psychische klachten.

Werkgeversaansprakelijkheid voor een burn-out onder het arbeidsrecht

In het arbeidsrecht heeft de werkgever op grond van artikel 7:658 BW een zorgplicht jegens zijn werknemers om te voorkomen dat zij in de uitoefening van hun werkzaamheden schade lijden. Lange tijd was niet zeker of artikel 7:658 BW ook van toepassing is bij psychische aandoeningen van de werknemer. Pas in 2005 bevestigt de Hoge Raad dat artikel 7:658 BW inderdaad ook strekt ter bescherming van de werknemer voor psychische aandoeningen (ECLI:NL:PHR:2005:AR6657).

Voor een geslaagd beroep op artikel 7:658 BW moet de werknemer aantonen dat een causaal verband bestaat tussen zijn burn-out en zijn opgedragen werkzaamheden. De werknemer toont dit bijvoorbeeld aan door aannemelijk te maken dat sprake was van een excessief hoge werkdruk of door aan te tonen dat hij te veel overuren moest maken. Voor een geslaagd beroep op artikel 7:658 BW dient deze informatie bij de werkgever bekend te zijn. Het artikel betreft immers een schuldaansprakelijkheid van de werkgever en geen risicoaansprakelijkheid (ECLI:NL:GHSHE:2009:BK0617).

Als de werknemer erin slaagt een causaal verband aan te tonen, verschuift de bewijslast naar de werkgever. De werkgever moet dan, om aansprakelijkheid te vermijden, aantonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Dit doet hij bijvoorbeeld door aan te tonen dat hij niets wist of kon weten van de burn-out klachten die bij de werknemer speelden. Als de werkgever wel van de klachten afwist, moet hij aantonen dat hij hierop actie heeft ondernomen voor zover dit redelijkerwijs van hem kon worden gevergd.  

De omkeringsregel in het arbeidsrecht

Uit het voorgaande blijkt dat de Centrale Raad van Beroep de bewijslast voor het causale verband tussen een psychische aandoening en de werkzaamheden omdraait. De ambtenaar hoeft alleen aan te tonen dat sprake was van buitensporige werkomstandigheden en de Centrale Raad van Beroep neemt het causaal verband in beginsel aan.  

Het arbeidsrecht kent ook een omkeringsregel met betrekking tot het causaal verband. Deze houdt in dat als de werknemer bij zijn werk is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen of omstandigheden, het causaal verband wordt aangenomen als de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Hiervoor is tevens nodig dat de werknemer stelt, en zo nodig aannemelijk maakt, dat hij lijdt aan gezondheidsklachten welke door deze omstandigheden kunnen zijn veroorzaakt (ECLI:NL:HR:2009:BF8875). Wel geldt hiervoor een duidelijke ondergrens: voor dat vermoeden is geen plaats in het geval het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is (ECLI:NL:HR:2013:BZ1717).

In 2017 probeert een werknemer, die kampt met een burn-out, het gerechtshof Amsterdam ertoe te bewegen de omkeringsregel toe te passen op zijn situatie. Deze poging mislukt omdat psychisch letsel volgens het gerechtshof in het algemeen de oorzaak is van meerdere factoren en bovendien sterk individueel bepaald is. Hierdoor is het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker en te onbepaald (ECLI:NL:GHAMS:2017:1181). Hiermee stelt het gerechtshof in wezen dat de arbeidsrechtelijke omkeringregel niet toepasbaar is wanneer een werknemer stelt dat hij een burn-out heeft opgelopen door zijn werkzaamheden.

Conclusie

Zowel in het arbeidsrecht als in het ambtenarenrecht geldt dat de (overheids)werkgever een zorgplicht heeft om te voorkomen dat werknemers psychische klachten oplopen door hun werkzaamheden, zoals een burn-out. Gelet op de jurisprudentie is het van belang dat een werkgever, voor zover redelijkerwijs van hem mag worden verwacht, voorzorgsmaatregelen neemt om zijn werknemers te beschermen tegen omstandigheden die psychisch ziekmakend (kunnen) zijn. Ook is van belang dat de werkgever optreedt zodra hij signalen krijgt dat van zodanige omstandigheden sprake kan zijn.

Het grootste verschil tussen de werkgeversaansprakelijkheid bij een burn-out binnen het arbeidsrecht en het ambtenarenrecht, is de bewijslast die op de werknemer rust. De Centrale Raad van Beroep toetst eerst of naar objectieve standaarden sprake is van buitensporige omstandigheden. Als de werknemer dit aannemelijk maakt, wordt aangenomen dat een causaal verband bestaat tussen de burn-out en de werkomstandigheden.

Bij de arbeidsrechter zal de werknemer wél zelf het causaal verband moeten aantonen tussen zijn burn-out en de werkomstandigheden. Pas als dit verband in redelijkheid kan worden aangenomen, toetst de rechter of de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden.

Ook het verweer van de werkgever is anders. Als wordt aangenomen dat sprake is van buitensporige omstandigheden, zal de overheidswerkgever alleen aan aansprakelijkheid kunnen ontkomen als hij aannemelijk maakt dat de burn-out ook was ontstaan als hij wel aan zijn zorgplicht had voldaan. Hij zal dus aannemelijk moeten maken dat aan de burn-out een andere oorzaak ten grondslag ligt.

In het arbeidsrecht geldt dat als de werknemer het causaal verband heeft aangetoond tussen de burn-out en de werkzaamheden, wordt aangenomen dat de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden. De werkgever kan zich alleen van aansprakelijkheid bevrijden als hij aantoont dat hij wel degelijk aan zijn zorgplicht heeft voldaan. 

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties

Eerdere publicaties

Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht (overheid)
Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht (overheid)

Latere publicaties

Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht (overheid)
Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht (overheid)
Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht (overheid)