Ziek of ongeschikt?

Ambtenarenrecht

Een medewerker functioneert volgens zijn werkgever onvoldoende. De medewerker is ook veelvuldig afwezig wegens ziekte en vertoont vreemd gedrag. Om die reden vraagt de werkgever advies van de bedrijfsarts die verklaart dat hij de medewerker niet arbeidsongeschikt acht. De werkgever verleent de medewerker ongeschiktheidsontslag anders dan op grond van ziekten en gebreken. Het ontslag houdt geen stand (Centrale Raad van Beroep 8 juni 2006, LJN: AX8562).

De casus

Een juridisch medewerker functioneert onvoldoende en is geregeld langdurig arbeidsongeschikt wegens ziekte. Tijdens de ziekteperioden wordt zij behandeld wegens een schizo-affectieve stoornis. Nadat zij vreemd gedrag vertoont, wordt haar de toegang tot het kantoor ontzegd.

De werkgever wil de medewerker ontslaan wegens ongeschiktheid anders dan op grond van ziekten of gebreken en vraagt de bedrijfsarts om advies. De bedrijfsarts verklaart dat hij de medewerker niet arbeidsongeschikt acht. De werkgever besluit de medewerker vervolgens te ontslaan wegens ongeschiktheid anders dan op grond van ziekten of gebreken. De Centrale Raad van Beroep is echter van oordeel dat het advies van de bedrijfsarts daarvoor onvoldoende grondslag biedt. Het onderzoek van de bedrijfsarts is niet specifiek gericht geweest op de vraag of het disfunctioneren wordt veroorzaakt door ziekte of gebreken. Gezien de omstandigheden had de werkgever de juridisch medewerker voorafgaand aan het ontslag aan een nader psychiatrisch onderzoek moeten onderwerpen.

Nader en gedegen onderzoek

Een ontslag wegens functionele ongeschiktheid kan niet aan de orde zijn indien de ongeschiktheid van de medewerker in overwegende mate door zijn lichamelijke of psychische toestand wordt veroorzaakt. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een onderzoek naar een eventuele medische oorzaak van de ongeschiktheid noodzakelijk als er aanwijzingen zijn dat de ongeschiktheid van een ambtenaar (mede) voortkomt uit of samenhangt met een ziekte of gebrek, dan wel als gerede twijfel bestaat of het onvoldoende functioneren van een ambtenaar wordt veroorzaakt door ziekten of gebreken. Twijfels kunnen ontstaan uit eigen waarneming van de werkgever of uit hetgeen de medewerker zelf naar voren brengt. Daarnaast kan een aanwijzing zijn dat de betrokken medewerker langdurig ziek is of is geweest, dan wel frequent kortdurend verzuimt.

Het is evenwel niet toegestaan een ambtenaar routinematig aan een medisch onderzoek te onderwerpen als er geen reden is om aan de gezondheidstoestand van de ambtenaar te twijfelen. Als een nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht, moet het onderzoek ook ‘gedegen’ zijn, zoals dat heet. Het moet goed gebeuren. Voor een gedegen onderzoek moet advies worden ingewonnen bij de bedrijfsarts. De bedrijfsarts zal naar eigen inzicht gespecialiseerde deskundigen bij het onderzoek betrekken.
Een bestuursorgaan moet controleren of het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en voldoende op feiten is gebaseerd. Met andere woorden: het advies van de bedrijfsarts mag niet klakkeloos worden overgenomen. Het bestuursorgaan moet zich ervan vergewissen dat aan de conclusie van zijn adviseur geen zodanige gebreken kleven, dat het besluit niet zonder meer op dat advies mag worden gebaseerd (zie onder meer Centrale Raad van Beroep 23 januari 1997, TAR 1997/43).

Een onderzoek, waarvan geen schriftelijke gegevens beschikbaar zijn en waarbij de naam van de betrokken medewerker niet is genoemd, voldoet niet aan de eisen van een gedegen onderzoek (Centrale Raad van Beroep 16 maart 1995, TAR 1995/128).

In een andere zaak vond de rechter dat de arbeidsgeschiktheidsverklaring van de bedrijfsarts, zonder dat de bedrijfsarts contact had opgenomen met de psycholoog of de huisarts van de medewerker, onvoldoende om te concluderen dat geen sprake was van ziekte. Er was al maandenlang sprake van ziekteverzuim in verband met spanningsklachten. De medewerker stond daarvoor onder behandeling van een psycholoog. Voorts had de medewerker bedenkingen tegen de arbeidsgeschiktheidsverklaring aangevoerd. Dit alles had voor de werkgever aanleiding moeten zijn een nader onderzoek in te stellen. Na de uitspraak van de rechtbank liet het bestuursorgaan alsnog medische onderzoeken uitvoeren, waaronder een psychiatrisch onderzoek. Deze vormden een bevestiging van de mening van de bedrijfsarts. In hoger beroep werd dan ook geoordeeld dat deze nadere onderzoeken de conclusie dat de medewerker niet lijdende was aan een ziekte of gebrek, ondersteunden (Centrale Raad van Beroep 4 december 2003, TAR 2004/30).

Conclusie en tips

Als er aanwijzingen zijn dat het disfunctioneren een medische oorzaak heeft, dan moet een (gedegen) nader onderzoek ingesteld worden. De werkgever moet nagaan of dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat ook vermelden in de beslissing. Een enkele arbeidsgeschiktheidsverklaring van de bedrijfsarts is soms onvoldoende om conclusies te trekken.

Het is verstandig schriftelijk aan de bedrijfsarts de vraag voor te leggen of er naar zijn oordeel een medische oorzaak voor het disfunctioneren van de medewerker bestaat. Daarbij dient te worden aangegeven waaruit het disfunctioneren in concreto bestaat. De bedrijfsarts zal vervolgens naar eigen inzicht een gespecialiseerde arts of behandelaar bij het onderzoek betrekken. Indien het vermoeden van een psychische stoornis bestaat, adviseren wij een nader psychiatrisch onderzoek te laten instellen via de bedrijfsarts.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties

Eerdere publicaties

Ambtenarenrecht
Ambtenarenrecht

Latere publicaties