Het beginsel van behoorlijke procesvoering: hoe ver mag je gaan in de rechtszaal?
Geschreven door: mr. Lisa Doeleman
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) gebruikt sinds kort een nieuw middel om grensoverschrijdend gedrag in de rechtszaal een halt toe te roepen: het beginsel van behoorlijke procesvoering. De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft het juridisch kader voor dit beginsel uiteengezet en toegepast in haar uitspraak van 16 april 2025. In hoger beroep heeft de Afdeling dit op 23 juli 2025 bevestigd.
Het roept interessante vragen op. Mag een rechter iemand die zijn taalvaardigheden inzet en te ver gaat de toegang tot de rechtszaal ontzeggen? Wordt het bestuursrecht op deze wijze bestand tegen personen die hun taalvaardigheden inzetten om de betrokken procesdeelnemers te beledigen, te schofferen en onder druk te zetten? Of worden de rechtsbeschermingsmogelijkheden daardoor te veel beperkt?
De casus: jarenlang procederen én schelden
De zaak draaide om een man die al twintig jaar procedures voert. Keer op keer doet hij aanvragen voor een Verklaring Omtrent Gedrag, omdat hij advocaat wilde worden. De staatssecretaris wijst deze aanvragen telkens af wegens eerdere strafrechtelijke veroordelingen. Toch blijft de man procederen. De man maakt zich tijdens de procedures schuldig aan beledigende en bedreigende uitspraken. Zo duidt hij staatsraden aan als “kwijlend en blunderend fossiel”, “afschuwelijk incompetent en kwaadaardig” en “malafide”. Over rechters van de rechtbank Rotterdam en staatsraden van de Afdeling spreekt hij veelvuldig van “fascistische rechters”, “rattenrechters”, “totaalwappies” en “debiel rechtsgedrag”. Daarnaast uit de man zich (be)dreigend. Hij zou bijvoorbeeld hopen een ondersteunend jurist tegen te komen, hij dreigt persoonsgegevens van de voorzitter van de Afdeling en haar partner te publiceren en dreigt de voorzitter van de zittingskamer met een burgerarrest, eventueel met proportioneel geweld.
Voor de voorzieningenrechter en later ook de Afdeling was de maat vol: zijn rechtsmiddelen werden niet-ontvankelijk verklaard. Oftewel: hij verspeelde zijn recht om verder te procederen.
Het juridisch kader
Misbruik van recht
Het beginsel van behoorlijke procesvoering hangt samen met het leerstuk misbruik van recht. Artikel 3:13, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat iemand een bevoegdheid niet kan inroepen, voor zover hij die bevoegdheid misbruikt. Het tweede lid van artikel 3:13 BW bepaalt vervolgens dat een bevoegdheid onder meer wordt misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Artikel 3:15 BW verklaart deze bepaling ook buiten het vermogensrecht van toepassing. Als de bevoegdheid wordt misbruikt, bieden de artikelen een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van het rechtsmiddel (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129).
Beginsel van behoorlijke procesvoering
De betekenis van het beginsel van behoorlijke procesvoering is in de loop der tijd verbreed:
- Oorspronkelijk werd het beginsel van behoorlijke procesvoering met name toegepast op de rechterlijke macht. Het beginsel van behoorlijke procesvoering werd bijvoorbeeld geschonden wanneer werd afgezien van een nadere zitting, ondanks dat partijen hier niet mee hadden ingestemd;
- Later werden ook partijen gewezen op het beginsel van behoorlijke procesvoering. Tot het beginsel van behoorlijke procesvoering behoort namelijk ook de eis dat buiten kijf staat wie als bezwaarmaker moet worden aangemerkt en dat voorkomen moet worden dat partijen in een nadelige procespositie belanden.
- Sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 16 april 2025 kunnen ook uitlatingen van een partij in strijd komen met het beginsel van behoorlijke procesvoering. Het beginsel vereist dat partijen zowel schriftelijk als mondeling met elkaar het gesprek kunnen voeren op een fatsoenlijke manier, zonder gebruik te maken van ongepaste, beledigende en/of dreigende taal. Houdt één van de partijen zich daar niet aan? Dan kan de rechter van die partij verlangen stukken in te dienen zonder ongepaste, beledigende en dreigende passages. Als een partij dat niet doet, kan de rechter overgaan tot het niet-ontvankelijk verklaren van het rechtsmiddel.
Waar ligt de grens?
Hier wordt het spannend. Toegang tot de rechter is een grondrecht (artikel 17 Grondwet). Beperkingen daarop moeten terughoudend worden toegepast. De Afdeling volgt daarom de grenzen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft gesteld voor het aannemen van misbruik van procesrecht.
- Alleen scherpe of sarcastische taal is niet voldoende voor misbruik;
- Ook provocerende of overdreven uitspraken zijn op zichzelf niet voldoende;
- Uitlatingen met als achterliggende reden publiciteit of propaganda worden niet per definitie aangemerkt als misbruik van recht;
- Doorslaggevend is een patroon van beledigingen of bedreigingen dat de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekt of de behandeling van de zaak onmogelijk maakt.
Toch blijft de afbakening lastig. Een eenduidige wettelijke norm ontbreekt, waardoor veel afhangt van de beoordeling door de rechter in het concrete geval.
Ook buiten de rechtszaal: klachten en bezwaar
Grensoverschrijdend gedrag speelt niet alleen bij de rechter, maar ook al eerder bij klacht- en bezwaarprocedures. Hoewel het beginsel van behoorlijke procesvoering daar (nog) niet is toegepast, bestaan er wel andere middelen om grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan:
- De Nationale Ombudsman benadrukt dat bestuursorganen een gedragslijn kunnen opleggen bij herhaald schelden of dreigen in klachtprocedures. Klager hoeft in dat geval tijdelijk niet meer telefonisch of persoonlijk te woord worden gestaan. Schriftelijk contact moet wél mogelijk blijven, zodat de toegang tot rechtsbescherming gewaarborgd blijft.
- Gemeenten werken soms met een veelschrijversrichtlijn. Hiermee kunnen gemeenten onder andere bezwaarmakers die een onevenredig groot beslag leggen op het bestuursorgaan een gedragslijn opleggen. Dit geldt des te meer wanneer correspondentie gepaard gaat met herhaaldelijk schelden of dreigen. De gedragslijn geeft ruimte om informele correspondentie te negeren. Formele correspondentie moet uiteraard wél behandeld worden.
Conclusie
De recente uitspraken van zowel de voorzieningenrechter als de Afdeling laten zien dat het beginsel van behoorlijke procesvoering kan dienen als instrument om grensoverschrijdend gedrag in procedures tegen te gaan. Tegelijkertijd blijft de toepassing kwetsbaar, omdat de grens tussen scherpe kritiek en ontoelaatbaar gedrag niet altijd duidelijk is. Daarnaast komen grensoverschrijdende uitlatingen ook voor in klacht- en bezwaarprocedures. Het is daarom wenselijk om dit beginsel ook daar te introduceren, zodat partijen die zich stelselmatig grensoverschrijdend uitlaten vroegtijdig een halt kan worden toegeroepen.
Ondersteuning door Vijverberg
Vijverberg Advocaten & Adviseurs is specialist op het gebied van het bestuursrecht en misbruik van recht. Wij beschikken over meerdere specialisten die u kunnen adviseren over omgaan met misbruik van recht en bevoegdheid. Wij kunnen u ondersteunen bij het inschatten van de haalbaarheid van een procedure wegens misbruik van recht.
Verder geven wij cursussen over misbruik van recht, zowel via open inschrijving als incompany. Bekijk hier ons cursusaanbod.
Ontvang onze publicaties
Volg ons op social media
Ontvang ons cursusaanbod
Volg ons op social media
Gerelateerde publicaties
Eerdere publicaties
Latere publicaties
Geen latere publicaties beschikbaar.