Werkgevers: let op het risico bij een aanbod tot afkoop van het concurrentiebeding!

Arbeidsrecht (overheid)

Geschreven door: mr. Lisa van Roekel

Partijen geven vaak de voorkeur aan een onderlinge oplossing voor een afgesproken concurrentiebeding, maar niet elke denkbare oplossing is vrij van risico. In een recente zaak sluiten een werkgever en een werknemer bij aanvang van het dienstverband een concurrentiebeding. De werknemer wil dit concurrentiebeding vanwege een nieuwe baan laten vernietigen, waarvoor hij naar de kantonrechter stapt. Het hof Arnhem-Leeuwarden buigt zich in deze uitspraak onder meer over de vraag hoe moet worden omgegaan met een voorstel van de werkgever tot afkoop van het concurrentiebeding. Deze ‘oplossing’ komt de werkgever met deze uitspraak duur te staan.

Wat speelde er? 

De werkgever betreft een groot brandbeveiligingsbedrijf. De werknemer in kwestie werkt daar in de functie van monteur. Eind 2021 zegt hij zijn baan op om elders aan de slag te kunnen, maar het concurrentiebeding staat hem daarbij in de weg. Zijn nieuwe werkgever betreft namelijk een - met het brandbeveiligingsbedrijf - concurrerend bedrijf. Het brandbeveiligingsbedrijf geeft aan het concurrentiebeding te zullen handhaven. In een poging tot een onderlinge ‘oplossing’ biedt het brandbeveiligingsbedrijf de werknemer aan het concurrentiebeding af te kopen. 

In eerste aanleg heeft de kantonrechter het concurrentiebeding vernietigd. Daarop is het brandbeveiligingsbedrijf in hoger beroep gegaan.

Juridisch kader

In het geding is niet de vraag of het concurrentiebeding geldig is overeengekomen; de vraag is of vernietiging van het concurrentiebeding naar het oordeel van de rechter op zijn plaats is. Uit artikel 7:653 lid 3 aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek volgt dat de rechter een concurrentiebeding kan vernietigen als:

  • dit niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen;
  • of dit concurrentiebeding de werknemer - in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever - op onbillijke wijze benadeelt. 

De kantonrechter heeft in zijn overweging betrokken dat de handhaving van een concurrentiebeding gerechtvaardigd moet zijn, omdat dit een beperking vormt op een van onze grondrechten, namelijk het recht op vrije arbeidskeuze. Dat gerechtvaardigde belang kan alleen bestaan uit de bescherming tegen oneerlijke aantasting van knowhow, reputatie en/of goodwill. Hierbij vindt een belangenafweging plaats, waarbij het aan de werkgever is te stellen en – zo nodig – te bewijzen dat de indiensttreding van de werknemer bij de concurrent zijn belangen schaadt. Alleen dan kan hij de werknemer aan het concurrentiebeding houden.

Oordeel hof

Het werk van werknemer houdt in dat hij met zijn bedrijfsbus van de ene (doorgaans grote) klant naar de andere rijdt en werkzaamheden verricht in het kader van de brandveiligheid. Hoewel het brandbeveiligingsbedrijf aanvoert dat het een commerciële functie betreft, oordeelt het hof dat daarvan geen sprake is. Dat klantencontact tijdens deze – meer technisch uitvoerende – werkzaamheden daaraan inherent is, doet daar niet aan af. 

Van inzicht in prijzen is evenmin sprake, nu het commerciële gedeelte niet relevant is voor de werkzaamheden van de werknemer. Het brandbeveiligingsbedrijf heeft immers een backoffice die gaat over het commerciële gedeelte. 

Hoewel het brandbeveiligingsbedrijf aanvoert dat de werknemer al eerder in het jaar bezig was met zijn overstap, is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat de werknemer tijdens zijn werkzaamheden gevoelige commerciële informatie tot zich heeft genomen. Verder overweegt het hof dat het brandbeveiligingsbedrijf en het daarmee concurrerende bedrijf in dezelfde markt werken en daarom elkaars concurrent zijn. Dit laat onverlet dat de werkgever voornamelijk met grote klanten zaken doet die door het hele land gevestigd zijn. Het concurrerende bedrijf doet meer zaken met kleinere klanten, zoals de werknemer aanvoert. 

Het hof volgt de lijn van de kantonrechter die inhoudt dat het brandbeveiligingsbedrijf onvoldoende heeft gesteld om ervan uit te kunnen gaan dat hij als gevolg van de overstap van de werknemer meer risico loopt, bovenop de gebruikelijke marktconcurrentie. Dit onder meer vanwege het ontbreken van een concreet voorbeeld van een klant die naar de betreffende concurrent is overgestapt. Hieruit volgt volgens het hof een aanwijzing dat van zo’n overstap geen sprake is, zodat de bescherming van knowhow, reputatie, goodwill door het concurrentiebeding overbodig is.

Het feit dat het brandbeveiligingsbedrijf de werknemer heeft aangeboden het concurrentiebeding af te kopen, wijst volgens het oordeel van het hof op het ontbreken van een voldoende belang bij de handhaving van het concurrentiebeding. Als dit belang immers simpelweg is af te kopen, hoe groot is dan (het risico op) het (oneerlijk) schaden voor het bedrijf? Volgens het hof dient het concurrentiebeding er in geval van afkoop toe financieel voordeel te behalen met het concurrentiebeding in geval van uitdiensttreding. Dit in de plaats van het beoogde, namelijk de bescherming van het bedrijf tegen onrechtmatige concurrentie.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. De vernietiging van het concurrentiebeding wordt derhalve gehandhaafd. 

Tip voor de praktijk

Wees er als werkgever op bedacht dat de (praktische) oplossing in geval van een geschil over een concurrentiebeding moet dienen tot bescherming tegen het (oneerlijk) schaden van het bedrijfsdebiet (datgene wat een bedrijf waardevol maakt, zoals know-how, reputatie en goodwill). Ons advies is niet zonder meer een aanbod tot afkoop van het concurrentiebeding te doen, omdat dit een risico kan meebrengen. 

Wetsvoorstel tot wijziging concurrentiebeding

Wist u dat op korte termijn het wetsvoorstel over de wijziging van het concurrentiebeding in internetconsultatie gaat? We hebben eerder in een nieuwsbericht stilgestaan bij het voornemen van (demissionair) minister Van Gennip om het concurrentiebeding aan te scherpen en te hervormen. Zo staat daarin onder meer opgenomen dat het concurrentiebeding wettelijk zou moeten worden begrensd in duur en dat het beding gemotiveerd geografisch moet worden afgebakend. Wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen!

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties