Opleidingen en studiekostenbedingen: een nieuwe uitspraak van de kantonrechter!

Arbeidsrecht (overheid)

Geschreven door: mr. Marije Joosse

Op grond van art. 7:611a lid 2 BW moeten werkgevers sinds 1 augustus 2022 verplichte scholing kosteloos aanbieden. Studiekostenbedingen voor verplichte scholing zijn sindsdien nietig. Uit overweging 37 van Richtlijn 2005/36/EG (hierna: de Beroepskwalificatierichtlijn) volgt dat beroepskwalificaties en beroepsopleidingen zijn uitgezonderd van deze verplichting. Als sprake is van een beroepsopleiding of beroepskwalificatie, dan hoeft scholing niet kosteloos te worden aangeboden en mag een studiekostenbeding overeengekomen worden. 

Beroepsopleiding of beroepskwalificatie

In Nederland is de Beroepskwalificatierichtlijn omgezet in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties (hierna: AWEB) en uitgewerkt in de Bijlage bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen (hierna: Bijlage). Daarnaast bestaat er een Overzicht gereglementeerde beroepen in Nederland (hierna: Overzicht). Beroepen die hierop voorkomen vallen onder de uitzondering. Dat betekent dat als het beroep in het Overzicht of de Bijlage is opgenomen in beginsel een studiekostenbeding overeengekomen mag worden.

Recent heeft de kantonrechter Rotterdam een interessante uitspraak gedaan over een overeengekomen terugbetalingsregeling bij een beroep dat niet vermeld stond in de Regeling. Het ging hierbij om de opleiding tot medisch pedicure.

Wat was er aan de hand?

De werkneemster heeft twee studieovereenkomsten met haar werkgeefster gesloten. Relevant in dit kader is de tweede gesloten studieovereenkomst die gaat over de opleiding tot medisch pedicure. De arbeidsovereenkomst is per 31 mei 2023 door opzegging van de werkneemster geëindigd. De opleiding had zij toen nog niet afgerond. Werkneemster beroept zich vervolgens op de nietigheid van de studieovereenkomsten. 

De kantonrechter stelt vast dat werkneemster aanvankelijk in dienst is genomen voor de functie van administratief medewerker. Aan werkneemster is daarnaast de mogelijkheid geboden om een aantal opleidingen te volgen en ook werkzaamheden te verrichten als pedicure. Werkneemster is dan ook niet op expliciet verzoek van werkgeefster de opleidingen gaan volgen, maar zij hebben hiertoe – in ieder geval voor de opleiding tot medisch pedicure - samen besloten. Van het verplicht volgen tot de opleiding van medisch pedicure is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake. 

De kantonrechter concludeert dat het beroep van medisch pedicure niet is opgenomen in de Bijlage. Dit betekent volgens de kantonrechter echter niet dat dit van doorslaggevende betekenis is ten aanzien van de vraag of een rechtsgeldig studiekostenbeding overeen is gekomen. 

Naar het oordeel van de kantonrechter valt namelijk niet in te zien waarom de in overweging 37 van de Beroepskwalificatierichtlijn opgenomen uitzondering op de verplichting tot het aanbieden van kosteloze scholing, die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie, alleen van toepassing zou zijn op beroepen die in de Bijlage staan. 

Volgens de kantonrechter betekent dat, dat de wel genoemde opleidingen in elk geval onder de uitzondering van artikel 7:611a BW vallen.

Medisch pedicure wel of niet onder uitzondering?

Ondanks het feit dat het beroep van medisch pedicure niet is opgenomen in de Bijlage, is de kantonrechter toch van oordeel dat sprake is van een “daarmee gelijk te stellen beroep.” Daarbij is van belang dat medisch pedicure een beschermd beroep is. Indien een patiënt behandeld is door een gediplomeerd medisch pedicure, kan de patiënt vervolgens een declaratie indienen bij de zorgverzekeraar. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de opleiding tot medisch pedicure een beroepsopleiding is tot het verkrijgen van een beroepskwalificatie. Doordat er geen regeling is die de werkgeefster verplicht de kosten te dragen voor een beroepsopleiding of beroepskwalificatie, is het overeengekomen studiekostenbeding rechtsgeldig. Werkneemster moet dan ook die opleidingskosten aan werkgeefster terugbetalen. 

Conclusie

Uit deze uitspraak volgt dat bij de beoordeling of een studiekostenbeding rechtsgeldig is, niet alleen gekeken dient te worden naar de beroepen vermeld in de Bijlage. Ook voor beroepen die niet in de Bijlage vermeld zijn, kan eventueel een studiekostenbeding worden aangegaan als sprake is van “daarmee gelijk te stellen beroepen.”

Heeft u naar aanleiding van deze publicatie vragen over het opstellen van een studiekostenbeding? Of wilt u wellicht reeds afgesloten bedingen laten toetsen? Neem dan contact met ons op.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties

Latere publicaties