Afzien van handhavend optreden

Bestuursrecht

Ingevolge de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRS) geldt dat alleen van handhavend optreden ten opzichte van een illegale situatie kan worden afgezien onder bijzondere omstandigheden dan wel bij concreet zicht op legalisatie. Onlangs heeft de AbRS dit vereiste nog eens nader gespecificeerd (AbRS 16 mei 2007, LJN: BA5244).

Algemene vereisten

Volgens vaste jurisprudentie van de AbRS betekent de omstandigheid dat een bestuursorgaan een bepaalde overtreding lange tijd heeft gedoogd niet automatisch dat het bestuursorgaan hiertegen niet meer handhavend mag optreden. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is tot handhaving, te allen tijde van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden, dat wil zeggen als er concreet zicht op legalisatie bestaat dan wel als handhaving zeer onevenredig is ten opzichte van de daarmee te dienen belangen, kan van handhaving worden afgezien.

Bijzondere omstandigheden

In een zaak die betrekking had op het illegaal lozen van materialen (houtsnippers en boomschors) in een sloot, bepaalde de AbRS dat er sprake was van bijzondere omstandigheden. Uit erkend onderzoek was namelijk gebleken dat de geloosde materialen niet zorgden voor een verhoogde concentratie vervuiling in de sloot. Ook bleek dat het alsnog verwijderen van de materialen meer nadelige gevolgen zou hebben voor de kwaliteit van het oppervlaktewater dan het laten voortbestaan van de bestaande situatie. De gevolgen van handhavend optreden zouden dan ook onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen (AbRS 30 maart 2005, LJN: AT2816).

Ook in een ander geval - inzake het niet voldoen aan de vereisten die de Wet milieubeheer aan een bepaalde vergunning stelt - werd afgezien van handhavend optreden. De AbRS was van oordeel dat het zicht op legalisatie voldoende concreet was. Ten tijde van het bestreden besluit lag er een aanvraag om een revisievergunning, welke zag op het legaliseren van de geconstateerde overtredingen. Bovendien had verweerder de intentie om daar positief op te beslissen. (AbRS 23 augustus 2006, LJN: AY6732).

In een zaak die betrekking had op de illegale oprichting van chalets in een recreatiepark, oordeelde de AbRS echter dat er onvoldoende zicht bestond op legalisatie. Volgens de AbRS vormt het enkele feit dat een voorontwerp van een bestemmingsplan ter inzage was gelegd waarin de oprichting van chalets in dat gebied wel is toegestaan, geen concreet zicht op legalisatie. Er mag in zo’n vroeg stadium nog niet van worden uitgegaan dat het bestemmingsplan rechtskracht zal verkrijgen (AbRS 26 juli 2006, LJN: AY5077).

Specificatie

In de aangehaalde uitspraak van 16 mei 2007 heeft de AbRS de bovengenoemde vereisten verder gespecificeerd. In dit geval was sprake van illegaal aangebrachte reclame-uitingen. Op straffe van bestuursdwang werd verzocht deze reclame- uitingen binnen zes maanden te verwijderen. Ter verdediging werd aangevoerd dat de reclame-uitingen al 22 jaar op dezelfde plek bevestigd waren, zonder dat daartegen werd opgetreden en dat er bovendien sinds 1996 precariobelasting over werd betaald. De AbRS overwoog dat de omstandigheid dat een bestuursorgaan een overtreding lange tijd ongemoeid heeft gelaten niet zonder meer betekent dat tegen die overtreding niet meer handhavend mag worden opgetreden. Het betalen van de precariobelasting voor het plaatsen van de reclame-uitingen was naar het oordeel van de AbRS niet aan te merken als bijzondere omstandigheid op grond waarvan van handhaving had moeten worden afgezien. De belastingheffing en -betaling hebben niet het vertrouwen kunnen wekken dat niet tot handhaving besloten kon worden, omdat de vraag of met het object waarover belasting wordt geheven een overtreding wordt begaan, voor die heffing niet van belang is (AbRS 16 mei 2007, LJN: BA5244).

Conclusie

De omstandigheid dat een overtreding door een bestuursorgaan lange tijd ongemoeid is gelaten betekent niet zonder meer dat het bestuursorgaan daartegen niet meer handhavend mag optreden. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving is, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, het bevoegde bestuursorgaan verplicht tot handhaving. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan afzien van handhaving. Dit is het geval als concreet zicht op legalisatie bestaat of als handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding met de daarmee te dienen belangen dat in die concrete situatie van handhavend optreden kan worden afgezien. Het feit dat jarenlang belasting is geheven en betaald voor een illegaal geplaatst object, valt niet als bijzondere omstandigheid aan te merken.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties

Eerdere publicaties

Bestuursrecht
Bestuursrecht

Latere publicaties