Is voorwaardelijke ontbinding ook mogelijk onder de Wet werk en zekerheid (Wwz)?

Arbeidsrecht (overheid)

Op 1 juli 2015 is het nieuwe ontslagstelsel onder de Wet werk en zekerheid (Wwz) in werking getreden. Onder het oude ontslagstelsel was het heel gebruikelijk dat de werkgever “voor de zekerheid” een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding indiende bij de kantonrechter na een ontslag op staande voet van een werknemer.

Hoe werkte de voorwaardelijke ontbinding onder het oude ontslagstelsel?

Op 4 januari 2013 ontslaat Metaal B.V. haar werknemer op staande voet. Metaal B.V. is er niet helemaal zeker van dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Piet geeft direct te kennen aan Metaal B.V. dat het ontslag op staande voet niet deugt en verzoekt om op het werk te worden toegelaten. Metaal B.V. wijst dit verzoek af. Piet heeft zo’n zes maanden om een procedure te starten  tegen dit ontslag bij de kantonrechter.

Op 14 januari 2013 vraagt Metaal B.V. voor de zekerheid aan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden voor het geval Piet een procedure start en de kantonrechter op enig moment oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Dit wordt voorwaardelijke ontbinding genoemd. De kantonrechter oordeelt op 28 januari 2013 dat de arbeidsovereenkomst van Piet voorwaardelijk wordt ontbonden per 1 maart 2013. Omdat Piet niet in hoger beroep kan tegen de (voorwaardelijke) ontbindingsbeschikking, weet Metaal B.V. op 28 januari 2013 dat de arbeidsovereenkomst met Piet per 1 maart 2013 eindigt, indien Piet met succes een procedure bij de kantonrechter start om het ontslag op staande voet te vernietigen. Metaal B.V. moet  in dat geval tot 1 maart 2013 het loon doorbetalen.

Zonder voorwaardelijke ontbinding zou de arbeidsovereenkomst van Piet niet zijn geëindigd. De kantonrechter zou de arbeidsovereenkomst wel op verzoek van de werkgever alsnog kunnen ontbinden, maar dat kan niet met terugwerkende kracht. Piet zou dan recht hebben op loon over de periode vanaf 4 januari 2013 en zolang de arbeidsovereenkomst doorloopt.

De voorwaardelijke ontbinding onder het huidige ontslagstelsel (Wwz)

Met de inwerkingtreding van de Wwz heeft Piet nog maar twee maanden de tijd om een verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet bij de kantonrechter in te dienen. Ook nieuw is dat zowel Piet als Metaal B.V. tegen uitspraken van de kantonrechter in hoger beroep en cassatie kunnen gaan. Deze wijzigingen hebben tot gevolg dat een (voorwaardelijke) ontbinding voor de werkgever geen volledige duidelijkheid meer oplevert over het eindigen van de arbeidsovereenkomst. Het is derhalve de vraag of het verzoek van Metaal B.V. om voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst van Piet ook nu nog mogelijk is en wat het voordeel voor Metaal B.V. nog is.

De kantonrechter in Enschede heeft op 20 mei 2016 vragen gesteld aan de Hoge Raad. Aanleiding is het verzoek van een werknemer om vernietiging van het ontslag op staande voet en het verzoek van de werkgever in deze procedure om voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De hoofdvraag is of na 1 juli 2015 de werkgever na een ontslag op staande voet nog een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan indienen en of de kantonrechter een zodanige voorwaardelijke ontbinding kan uitspreken. De Hoge Raad heeft op 23 december 2016 antwoord gegeven op de vragen (ECLI:NL:HR:2016:2998).

De Hoge Raad geeft in de beantwoording van de vragen aan dat hij het wenselijk vindt dat de kantonrechter het verzoek tot vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet door de werknemer en het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de werkgever zoveel mogelijk gelijktijdig behandelt.

Antwoord Hoge Raad bij gelijktijdige behandeling verzoeken

Stel Metaal B.V. ontslaat Piet op 4 januari 2016 op staande voet. Piet is het hier niet mee eens en op 1 februari 2016 verzoekt Piet bij de kantonrechter om vernietiging van de opzegging. Metaal B.V. dient een voorwaardelijk ontbindingsverzoek in. Beide verzoeken worden gelijktijdig behandeld. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig door Metaal B.V. is gegeven. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst niet meer bestaat. Metaal B.V. heeft in dat geval volgens de Hoge Raad geen belang meer bij het voorwaardelijk ontbindingsverzoek en de kantonrechter doet daarover dus geen uitspraak. Indien de arbeidsovereenkomst niet meer bestaat valt immers ook niets te ontbinden. Ook als de kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, heeft Metaal B.V. geen belang bij een voorwaardelijk ontbindingsverzoek. Metaal B.V. zal dan vragen om een ‘onvoorwaardelijk’ ontbindingsverzoek.

Antwoord Hoge Raad bij afzonderlijke behandeling verzoeken

Stel de verzoeken van Piet en Metaal B.V. kunnen door de kantonrechter door omstandigheden niet gelijktijdig worden behandeld omdat nader bewijs nodig is om het verzoek om vernietiging van de opzegging te kunnen beoordelen (en daarvoor getuigen moeten worden gehoord). De kantonrechter besluit daarom het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van Metaal B.V. afzonderlijk te behandelen van het verzoek van Piet om vernietiging van de opzegging.

Metaal B.V. heeft een verzoek gedaan de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder de voorwaarde dat:

  1. de kantonrechter het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig vindt; of
  2. de vernietigde arbeidsovereenkomst in hoger beroep alsnog wordt hersteld.

De Hoge Raad is van oordeel dat de kantonrechter de ontbinding onder voorwaarde 1.) kan uitspreken. Het toepassen van voorwaarde 2.) is volgens de Hoge Raad niet mogelijk omdat de rechter in hoger beroep zijn bevoegdheid in volle omvang moet kunnen uitoefenen rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden op dat moment. Daarmee is onverenigbaar dat de kantonrechter de voorwaardelijke ontbinding (ook) zou uitspreken voor het geval dat de rechter in hoger beroep, anders dan de kantonrechter, oordeelt dat het ontslag op staande voet dient te worden vernietigd. De rechter in hoger beroep is vrij om binnen de door de wet gestelde grenzen de rechten en verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar opnieuw vast te stellen. De rechter in hoger beroep heeft de bevoegdheid om (de werkgever te veroordelen) de arbeidsovereenkomst te herstellen of aan de werknemer een billijke vergoeding toe te kennen.

Conclusie

Onder de Wwz kan de werkgever een voorwaardelijk ontbindingsverzoek indienen, mits de ontbinding niet afhankelijk wordt gesteld van de uitspraak van de rechter in hoger beroep. Wel is het nog steeds mogelijk om een voorwaardelijk ontbindingsverzoek in te dienen bij de kantonrechter onder de voorwaarde dat de kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven en de opzegging wordt vernietigd. Feitelijk kan een voorwaardelijk ontbindingsverzoek alleen voor de werkgever een gunstig effect hebben als het verzoek van werknemer en het verzoek van werkgever afzonderlijk worden behandeld.

De zekerheid die de werkgever kreeg met een voorwaardelijke ontbinding, is met de inwerkingtreding van de Wwz verdwenen. Gaat de werknemer in hoger beroep, dan heeft een verkregen voorwaardelijke ontbinding zelf geen waarde meer. Wel is het denkbaar dat de datum waarop de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk is ontbonden in hoger beroep, wordt meegewogen bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties

Latere publicaties

Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht (overheid), Bestuursrecht