De praktische schatting sinds 1 juli 2024 uitgangspunt bij de WIA-beoordeling
Wanneer een werknemer langdurig arbeidsongeschikt is, kan hij vanaf de 88e week dat hij arbeidsongeschikt is een WIA-aanvraag doen bij UWV. UWV beoordeelt na de aanvraag de re-integratie-inspanningen van de werkgever en als deze voldoende zijn, dan stelt UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van de werknemer vast.
Tot 1 juli 2024 gold als uitgangspunt dat UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage vaststelde aan de hand van de theoretische schatting. Sinds 1 juli 2024 is de praktische schatting het uitgangspunt geworden. In deze publicatie gaan wij in op de vraag wat de praktische schatting inhoudt en wat voor gevolgen deze nieuwe werkwijze kan hebben.
De theoretische schatting (uitgangspunt vóór 1 juli 2024)
Bij de theoretische schatting kijkt UWV naar wat de werknemer op het moment van de WIA-aanvraag in theorie per uur kan verdienen gelet op zijn beperkingen. Dit wordt vergeleken met het inkomen dat de werknemer per uur verdiende voordat hij arbeidsongeschikt werd (het maatmaninkomen). Om vast te stellen wat de werknemer nog kan verdienen, legt UWV de beperkingen van de werknemer vast in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Aan de hand van de FML wordt in het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS-systeem) gekeken welke drie functies in Nederland met het hoogste uurloon de werknemer in theorie nog kan verrichten. Het middelste loon van deze drie functies is het loon waar UWV vanuit gaat. Dit uurloon is de restverdiencapaciteit. Deze restverdiencapaciteit vergelijkt UWV met het maatmaninkomen.
De formule is als volgt:
(maatmaninkomen – restverdiencapaciteit) / maatmaninkomen x 100%
Het percentage dat hieruit komt is het arbeidsongeschiktheidspercentage.
De praktische schatting (uitgangspunt sinds 1 juli 2024)
Op grond van het Besluit van 19 juni 2024 tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met tijdelijke regels over het beoordelen van arbeidsongeschiktheid bij feitelijke arbeid (hierna: Besluit tot wijziging Schattingsbesluit) geldt sinds
1 juli 2024 de praktische schatting als uitgangspunt. Dit is vooralsnog een tijdelijke maatregel voor de duur van drie jaar. De bedoeling is dat onder meer het hanteren van de praktische schatting de grote achterstanden waarmee UWV te maken heeft, zal verkleinen. Het idee is dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van UWV minder tijd kwijt zijn met de praktische schatting dan met de theoretische schatting. Bij de praktische schatting hoeft de arbeidsdeskundige namelijk geen FML meer op te stellen. Ook is het de bedoeling dat het zal leiden tot een begrijpelijkere vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Wat houdt de praktische schatting in?
De praktische schatting is niet nieuw. Ook vóór 1 juli 2024 verrichtte UWV – waar mogelijk – een praktische schatting. UWV mocht echter alleen uitgaan van de praktische schatting als dit leidde tot een lagere mate van arbeidsongeschiktheid dan de theoretische schatting. Sinds 1 juli 2024 geldt dit vereiste niet meer en is de praktische schatting het uitgangspunt geworden, ongeacht of hieruit een lager of hoger arbeidsongeschiktheidspercentage volgt dan uit de theoretische schatting.
Door het Besluit tot wijziging Schattingsbesluit is een nieuw artikel 9a toegevoegd aan het Schattingsbesluit. Hierin is kortgezegd opgenomen dat bij het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid het maatmaninkomen vergeleken wordt met de inkomsten uit arbeid die door de arbeidsongeschikte werknemer na het intreden van de arbeidsongeschiktheid feitelijk wordt verricht. Dit is de praktische schatting.
Bij de praktische schatting wordt onder meer door de verzekeringsarts van UWV beoordeeld of de werknemer daadwerkelijk arbeidsongeschikt is voor het eigen werk en of het werk dat de arbeidsongeschikte werknemer op dat moment feitelijk verricht de belastbaarheid van de werknemer niet overschrijdt. De verzekeringsarts stelt geen volledig belastbaarheidsprofiel meer op en ook geen FML.
De arbeidsdeskundige van UWV beoordeelt uitsluitend of het werk dat de werknemer verricht voldoet aan de volgende criteria:
- De werknemer verricht de werkzaamheden feitelijk.
- De werkzaamheden zijn passend bij de krachten en bekwaamheden van de werknemer.
- Het werk is algemeen geaccepteerde arbeid.
- Het inkomen is representatief voor de resterende verdiencapaciteit.
- Er is sprake van een voldoende bepaalbaar inkomen.
Als aan een van deze criteria niet is voldaan, dan kan geen praktische schatting worden gemaakt. In dat geval wordt alsnog de theoretische schatting aangehouden. Om te onderzoeken of de werkzaamheden aan al deze criteria voldoen, moet voor UWV duidelijkheid bestaan over de exacte aard en omvang van de werkzaamheden. Dit betekent onder meer dat UWV precies moet weten wat voor werkzaamheden de werknemer verricht die bij een bepaalde functie horen en of er ook werkzaamheden zijn die de werknemer (nog) niet verricht. Als hierover enige mate van onduidelijkheid bestaat, dan moet het UWV nader onderzoek doen om te kunnen vaststellen wat de werknemer feitelijk voor werkzaamheden doet en of deze werkzaamheden representatief zijn voor de resterende verdiencapaciteit.
Als wel aan de hiervoor genoemde criteria is voldaan, dan stelt de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid vast door het verschil te bepalen tussen het maatmaninkomen en de inkomsten uit de feitelijk verrichte arbeid.
Let op: ook theoretische schatting bij 80 - 100% arbeidsongeschikt
Volgens de Nota van Toelichting bij het Besluit tot aanpassing van het Schattingsbesluit heeft het kabinet het noodzakelijk geacht dat alsnog ook een theoretische schatting wordt uitgevoerd als op basis van een praktische schatting een mate van arbeidsongeschiktheid van ten minste 80% wordt vastgesteld. In dat geval moet worden onderzocht of aanspraak bestaat op een WGA-uitkering voor volledige arbeidsongeschiktheid of een IVA-uitkering. De verzekeringsarts moet daarom ook onderzoeken of sprake is van duurzaamheid.
Mogelijke gevolgen praktische schatting
Volgens de Nota van Toelichting op het Besluit tot wijziging van het Schattingsbesluit blijkt uit de praktijk dat de praktische beoordeling meestal een lagere mate van arbeidsongeschiktheid oplevert dan die op basis van een theoretische schatting. Dit kan betekenen dat vanaf 1 juli 2024 meer werknemers minder dan 35% arbeidsongeschikt worden geacht, waardoor zij geen WIA-uitkering krijgen.
Aan de andere kant kan het ook zo zijn dat bepaalde arbeidsongeschikte werknemers op grond van de theoretische schatting geen WIA-uitkering hadden gekregen en dat nu op grond van de praktische schatting wel krijgen. Het kabinet verwacht dat de effecten van de praktische schatting voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage gering zullen zijn. Slechts in enkele gevallen zal dit tot hogere kosten voor de werkgever leiden, omdat de werknemer door de praktische schatting wel een uitkering krijgt waar dit niet het geval was geweest bij de theoretische schatting.
De praktische schatting lijkt werkgevers en werknemers de mogelijkheid te geven om invloed uit te oefenen op de WIA-beoordeling. Zo heeft de werkgever er bij de praktische schatting een groter belang bij dat de werknemer zoveel uren als mogelijk werkt in functies met een zo hoog mogelijke loonwaarde. Hoe meer de werknemer immers feitelijk zou verdienen, hoe kleiner de kans op een WIA-uitkering. Dit kan ertoe leiden dat werkgevers druk uitoefenen op arbeidsongeschikte werknemers om zoveel mogelijk uren te re-integreren in werkzaamheden met een zo hoog mogelijke loonwaarde. Het toekennen van een WIA-uitkering leidt nu eenmaal tot een verhoging van de gedifferentieerde premie van de werkgever of voor werkgevers die eigenrisicodrager zijn, tot het moeten bekostigen van de WGA-uitkering.
Andersom kan een werknemer die wil dat UWV een zo hoog mogelijk arbeidsongeschiktheidspercentage vaststelt, de WIA-beoordeling mogelijk beïnvloeden door zich steeds te verzetten tegen re-integratiewerkzaamheden met een hoge loonwaarde. De werknemer kan blijven betwisten dat deze werkzaamheden passend zijn of stellen dat de werkzaamheden de beperkingen verergeren. Het is dan de vraag of de bedrijfsarts goed kan inschatten of dit naar waarheid is.
Het voorgaande kan leiden tot tegengestelde belangen tussen werkgevers en werknemers ten aanzien van de re-integratiedoelen of zelfs conflicten tussen werkgevers en werknemers over wat passende werkzaamheden zijn. Dit kan onbedoeld tot gevolg hebben dat meer deskundigenoordelen worden aangevraagd bij het UWV. Dit leidt mogelijk weer tot een hogere werkdruk bij UWV.
Het kabinet maakt zich echter geen zorgen over mogelijk calculerend gedrag, omdat door zowel een arbeidsdeskundige als een verzekeringsarts van UWV wordt beoordeeld of het werk dat de werknemer verricht voldoet aan de criteria van de praktische schatting. Het kabinet gaat ervan uit dat als een overschrijding plaatsvindt van de belastbaarheid van de werknemer, dit zal worden geconstateerd door de werknemers van UWV.
Tips en conclusie
Sinds 1 juli 2024 hanteert UWV de praktische schatting als norm voor het beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid van een werknemer. Wij raden werkgevers aan om:
- Erop voorbereid te zijn dat UWV bij de WIA-beoordeling beoordeelt wat de werknemer feitelijk voor werkzaamheden verricht. De loonwaarde van deze werkzaamheden is bepalend voor de vraag of de werknemer wel of geen WIA-uitkering krijgt.
- Steeds goed vast te leggen welke werkzaamheden van een bepaalde functie de werknemer verricht en welke hij (nog) niet verricht. Als dit niet duidelijk is, kan UWV geen goed oordeel geven over de loonwaarde van de feitelijk verrichte werkzaamheden. Dit kan ertoe leiden dat UWV nader onderzoek moet doen en de WIA-beoordeling langer op zich laat wachten.
- Steeds kritisch te bekijken of UWV de praktische schatting kan aanhouden. Als niet is voldaan aan één of meer van de vijf criteria voor de praktische schatting, bijvoorbeeld omdat het werk dat de werknemer feitelijk verricht niet passend is bij de krachten en bekwaamheden van de werknemer, dan is het raadzaam bezwaar te maken tegen de WIA-beoordeling.
- Op te letten dat UWV ook een theoretische schatting uitvoert als uit de praktische schatting naar voren komt dat de werknemer 80 – 100% arbeidsongeschikt is.
Ontvang onze publicaties
Volg ons op social media
Ontvang ons cursusaanbod
Volg ons op social media
Gerelateerde publicaties
Eerdere publicaties
Latere publicaties
Geen latere publicaties beschikbaar.