Ontbinding op de i-grond: Hoge Raad stelt heldere kaders
Geschreven door: mr. Helin Cardakli
De Hoge Raad oordeelde recent voor het eerst over een zaak waarin de arbeidsovereenkomst van een werknemer was ontbonden op de i-grond (artikel 7:669 lid 3, onderdeel i BW). De uitspraak verduidelijkt de eisen die gelden bij toepassing van deze ‘restgrond’.
Feiten in het kort
De werknemer werkte voor Profoto. Na een periode van vakantie wilde hij vanuit Iran op afstand werken. Daarbij had hij onder meer een camera meegenomen naar Iran en gaf hij aan mogelijk later terug te keren dan afgesproken. De leidinggevende wees de werknemer op de regel dat het niet toegestaan is om zonder toestemming apparatuur mee te nemen op vakantie. De communicatie tussen werkgever en werknemer verslechterde snel, waarbij de werkgever uiteindelijk het vertrouwen in de werknemer verloor. De werknemer is op staande voet ontslagen. De werknemer verzocht de kantonrechter om het ontslag op staande voet te vernietigen en Profoto te veroordelen tot wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn loon. Profoto verzocht (voor zover noodzakelijk) om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Wat houdt de i-grond in?
De i-grond biedt rechters ruimte om de arbeidsovereenkomst te ontbinden als sprake is van een combinatie van meerdere onvoldragen ontslaggronden, die gezamenlijk zó zwaarwegend zijn dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet van de werkgever kan worden gevergd. Deze grond is in 2020 geïntroduceerd met de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) en moet rechters meer flexibiliteit geven bij de beoordeling van complexe ontslagsituaties. De i-grond mag echter alleen worden toegepast als ook aan de andere voorwaarden voor ontbinding is voldaan. Dat betekent dat onder meer herplaatsing van de werknemer niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
Oordelen van kantonrechter en hof
De kantonrechter vernietigde het ontslag op staande voet en ontbond de arbeidsovereenkomst op basis van de e-grond. De kantonrechter ging daarbij niet in op het subsidiaire verzoek van de werkgever tot ontbinding op de i-grond. Ook liet hij zich niet uit over het verzoek van de werknemer om, indien ontbonden zou worden op basis van de i-grond, een aanvullende vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:671b lid 8 BW.
De werknemer stelde hoger beroep in. Het hof was milder in zijn oordeel: het hof vond het gedrag van de werknemer weliswaar in zekere mate verwijtbaar, maar onvoldoende ernstig om de e-grond te dragen. Toch ontbond het hof de arbeidsovereenkomst alsnog, maar dan op basis van de i-grond.
Het hof vond dat sprake was van een combinatie van omstandigheden: enig verwijtbaar gedrag van de werknemer en een verstoorde arbeidsrelatie. Dit geheel leidde volgens het hof tot een situatie waarin van de werkgever in redelijkheid niet langer kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Het hof wees echter geen aanvullende vergoeding toe en overwoog dat in hoger beroep door de werknemer de aanvullende vergoeding niet was verzocht.
Hoge Raad: het hof had vollediger moeten toetsen
De Hoge Raad casseert het arrest van het hof en wijst op drie belangrijke tekortkomingen in het oordeel:
1. Geen toetsing herplaatsingsvereiste
De eerste klacht van de werknemer betreft het ontbreken van een toetsing aan het herplaatsingsvereiste van artikel 7:669 lid 1 BW. De Hoge Raad geeft de werknemer gelijk: ook bij een i-grond moet worden onderzocht of herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met scholing, mogelijk is. Het hof heeft deze toets volledig achterwege gelaten. Daarmee is de wettelijke systematiek niet gevolgd, en dat is in strijd met de eisen die de wet aan ontbinding stelt.
2. Onvoldoende motivering verwijtbaarheid
Ten tweede stelt de Hoge Raad vast dat het hof weliswaar verwijst naar “enig verwijtbaar gedrag” van de werknemer, maar onvoldoende duidelijk maakt welk gedrag dat precies is en waarom dat gedrag als verwijtbaar moet worden aangemerkt. Het hof heeft dat niet gedaan, en daarmee schiet de motivering tekort.
3. Geen oordeel over extra vergoeding en ambtshalve toepassing i-grond mogelijk
Tot slot overweegt de Hoge Raad dat het hof ten onrechte geen oordeel heeft gegeven over het subsidiaire verzoek van de werknemer om een extra vergoeding op grond van artikel 7:671b lid 8 BW. De werknemer had dit verzoek in eerste aanleg gedaan voor het geval de rechter de arbeidsovereenkomst op de i-grond zou ontbinden. Door de werking van het hoger beroep, de zogenoemde devolutieve werking, lag dit verzoek ook in hoger beroep voor, zelfs als de werknemer het daar niet opnieuw uitdrukkelijk had herhaald. Het hof had dit verzoek dus moeten behandelen. Indien het hof voornemens zou zijn om een extra vergoeding toe te kennen, had het bovendien de werkgever in de gelegenheid moeten stellen om het ontbindingsverzoek in te trekken. Ook dat is een verplichting op grond van artikel 7:671b lid 8 BW.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de rechter op grond van artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering verplicht is om ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen. Deze verplichting geldt ook voor de toepassing van de i-grond. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bewust ruimte heeft gelaten voor een ambtshalve toepassing. De rechter moet dus uit eigen beweging beoordelen of de i-grond van toepassing is, ook als partijen dat niet zelf aanvoeren.
Conclusie
De Hoge Raad bevestigt hiermee dat rechters ambtshalve de i-grond mogen toepassen bij een ontbindingsverzoek van de arbeidsovereenkomst. Daarbij mogen zij tevens ambtshalve een extra vergoeding toekennen aan de werknemer. Wel geldt in het geval de i-grond van toepassing is de verplichting om partijen te informeren over het voornemen en de werkgever de gelegenheid te bieden om het verzoek in te trekken. Daarnaast moet ook bij een i-grond onderzocht worden of voldaan is aan de herplaatsingsplicht.
Werkgevers moeten dus erop bedacht zijn dat de rechter ook zonder uitdrukkelijk verzoek de i-grond kan toepassen en daarbij een extra vergoeding kan toekennen. Belangrijk is dat werkgevers goed voorbereid zijn op de mogelijkheid dat de rechter het verzoek ambtshalve in een andere richting buigt.
Vragen of advies nodig? Neem contact met ons op.
Ontvang onze publicaties
Volg ons op social media
Ontvang ons cursusaanbod
Volg ons op social media
Gerelateerde publicaties
Eerdere publicaties
Latere publicaties
Geen latere publicaties beschikbaar.