De afhandeling van Wob-verzoeken over COVID-19

Bestuursrecht

Geschreven door: mr. Jesse Zonneveld

De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 28 juni 2021 geoordeeld dat de werkwijze van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) bij het afhandelen van Wob-verzoeken onrechtmatig is (ECLI:NL:RBMNE:2021:2719). De rechter heeft minister De Jonge opgedragen alsnog binnen twee maanden op deze verzoeken te beslissen. De minister gaat in hoger beroep tegen deze uitspraak. Vijverberg Advocaten & Adviseurs heeft veel ervaring met de Wob en kijkt met bijzondere interesse naar deze zaak.

Op 28 en 29 mei 2020 dienen NOS en de stichting NTR (waar Nieuwsuur onder valt, samen de eisers) verzoeken in op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob). Zij verzoeken openbaarmaking van documenten met betrekking tot de communicatie tussen het ministerie en het Outbreak Management Team, documenten over de corona-app en documenten over de besmettelijkheid van kinderen. Vanwege het niet-tijdig beslissen wordt de minister op 13 september 2020 in gebreke gesteld en daarna dienen eisers op 28 oktober 2020 beroep in bij de rechtbank. Volgens eisers hanteert het ministerie een alternatieve werkwijze die in strijd is met de wet. De deelbesluiten die de minister heeft genomen, zijn volgens hen geen beslissingen op de ingediende Wob-verzoeken.

Wat heeft het ministerie gedaan?

Het ministerie heeft de afhandeling van Wob-verzoeken die betrekking hebben op corona anders aangepakt. Er zijn volgens het ministerie inmiddels 191 Wob-verzoeken over COVID-19 ingediend en er zijn bijna 3 miljoen documenten aanwezig, waarvan er ongeveer 25.000 onder het bereik van de Wob-verzoeken vallen. Het ministerie heeft voor de afhandeling hiervan een nieuwe werkwijze ingericht, waarbij documenten per categorie en per maand worden opgesplitst en de minister vervolgens beslist over openbaarmaking daarvan. Dit heeft geleid tot vier deelbesluiten. De minister beoordeelt daarmee niet ieder Wob-verzoek afzonderlijk, maar bepaalt zelf wanneer op welk onderdeel van het verzoek wordt besloten.

Minister De Jonge heeft meerdere keren gezegd dat zijn ministerie en zijn medewerkers geen tijd hadden om alle Wob-verzoeken te beoordelen en zij zich beter bezig kunnen houden met de bestrijding van het coronavirus. De rechtbank geeft aan hier begrip voor te hebben, maar stelt vast dat de wetgever geen aanleiding heeft gezien hier aanvullende voorzieningen voor te treffen. Het ministerie had meer mensen en middelen beschikbaar moeten stellen. De rechtbank begrijpt het ingerichte werkproces om de vele Wob-verzoeken af te handelen, maar komt tot de conclusie dat uit dit werkproces geen besluiten op de Wob-verzoeken voortvloeien.

Openbaarmaking van gevraagde documenten met betrekking tot het coronabeleid heeft nu plaatsgevonden via deelbesluiten, die Wob-verzoekers kunnen ontvangen nadat zij een Wob-verzoek hebben ingediend. Het ministerie heeft documenten in bepaalde categorieën ingedeeld en kijkt dan in algemene zin welke categorie het beste bij het Wob-verzoek past. Dat klinkt efficiënt, maar die werkwijze is dus niet conform de wet.

Oordeel van de rechtbank

Volgens de rechtbank zijn de deelbesluiten van de minister aan te merken als besluiten op grond van artikel 8 van de Wob: het uit eigen beweging openbaar maken van informatie. Het gevolg van de deelbesluiten is dat alle Wob-verzoekers die een verzoek indienen, dat in een bepaalde categorie kan worden geplaatst, hetzelfde deelbesluit ontvangen. In dat geval ontbreken echter overwegingen die direct aan het verzoek gekoppeld kunnen worden en bevat het deelbesluit meer informatie dan waarom is verzocht. Ook weegt de rechtbank mee dat twee deelbesluiten zijn gericht aan ‘de indieners van een Wob-verzoek over Covid-19’. De deelbesluiten zijn om die reden op grond van hun wijze van totstandkoming, het gebrek aan individualisering en het belang van rechtsbescherming, besluiten in de zin van artikel 1:3, lid 1 Awb, maar geen beschikkingen in de zin van artikel 1:3, lid 2 Awb. De deelbesluiten zijn geen besluiten op de Wob-verzoeken van Nieuwsuur.

Hoe kan het beter?

Een werkwijze die past binnen de Wob, is actieve openbaarmaking van de documenten die de minister onder de deelbesluiten heeft laten vallen. De minister zou hiermee alvast een voorschot nemen op de Wet open overheid (Woo), een initiatiefwet die naar verwachting per 1 januari 2022 in werking zal treden. Deze wet beoogt een transparante en actief openbaar makende overheid en verplicht overheden daarom bepaalde categorieën informatie actief openbaar te maken. In deze gevallen zou door middel van het bijhouden van een register inzichtelijk zijn welke documenten openbaar zijn gemaakt. Bij het binnenkomen van een Wob-verzoek kan de minister dan verwijzen naar de vindplaats van de documenten, die al openbaar gemaakt zijn. Een Wob-besluit hoeft niet meer genomen te worden. Dit scheelt bovendien controle en veel werk achteraf, omdat beoordeling van mogelijke uitzonderingsgronden direct voorafgaand aan de actieve openbaarmaking al gebeurt.

Conclusie en tips:

  • Maak overheidsinformatie ook nu al actief openbaar; artikel 8 van de Wob biedt deze mogelijkheid al en per 1 januari 2022 zal dit de standaard worden.
  • Richt het administratieve proces goed in en zorg dat informatie gestructureerd is opgeslagen. Maak binnen de organisatie bekend dat overheidsinformatie in beginsel openbaar is. Ook onder de Wet open overheid kunnen nog verzoeken worden gedaan tot openbaarmaking.
  • Let op de termijnen bij het afhandelen van Wob-verzoeken. Deze zullen onder de Woo korter worden dan nu onder de Wob het geval is.

Wij houden de ontwikkelingen met betrekking tot de Wob en de Woo nauwlettend in de gaten en adviseren overheden graag hoe om te gaan met verzoeken om openbaarmaking.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties