Wetswijziging Wet gemeenschappelijke regelingen

Bestuursrecht

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) als hamerstuk afgedaan (kst. 33 597). De wetswijziging is voor alle (deelnemers aan) gemeenschappelijke regelingen van belang. Over de nieuwe 'lichte' samenwerkingsvorm (de bedrijfsvoeringsorganisatie) waarin het wetsvoorstel (artikel 8, derde lid, Wgr) voorziet, schreven wij al in de Vijverberg Update Bestuursrecht 2013/2. In deze update zetten wij de belangrijkste overige veranderingen op een rij.

Het intergemeentelijk bestuursmodel van voor de dualisering wordt door middel van vaste voorzieningen in de Wgr verankerd

Dualisering verhoudt zich niet goed met verlengd bestuur. De Gemeente- en Provinciewet van voor de dualisering, zijn daarom van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Dit is nu geregeld via de twee schakelbepalingen: artikelen 33 en 136 Wgr. Deze geschakelde methode is onpraktisch en levert onduidelijkheden op. Daarom worden de schakelbepalingen uit de Wgr verwijderd en wordt een aantal voorzieningen in de Wgr zelf opgenomen. Op hoofdlijnen gaat het om het volgende:

1. Het dagelijks bestuur is verplicht desgevraagd informatie te verstrekken aan de minister van BZK en de provincie op hun verzoek (art. 19b Wgr).

2. Alle door de deelnemers aan het openbaar lichaam overgedragen bevoegdheden komen in het vervolg toe aan het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in de gemeenschappelijke regeling anders wordt bepaald (art. 33).

3. Er wordt een duidelijke delegatiebepaling opgenomen op grond waarvan het algemeen bestuur de meeste bevoegdheden kan delegeren aan het dagelijks bestuur en waaruit blijkt welke bevoegdheden nadrukkelijk niet over te dragen zijn (art. 33a Wgr).

4. Een aantal bevoegdheden wordt rechtstreeks aan het dagelijks bestuur toegekend (art. 33b), waaronder het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen (enkele uitzonderingen daargelaten) en het vaststellen van regels betreffende de ambtelijke organisatie.

5. Het dagelijks bestuur kan een of meer leden machtigen tot uitoefening van de aan het dagelijks bestuur toegekende bevoegdheden (art. 33c).

6. Ook de bevoegdheid van de voorzitter om het openbaar lichaam in en buiten rechte te vertegenwoordigen is nu opgenomen in de Wgr zelf (art. 33d).

7. Er wordt een eigen procedure omtrent schorsing en vernietiging van besluiten toegevoegd aan de Wgr (art. 36 t/m art. 39f).

8. Ook de regels omtrent taakverwaarlozing en indeplaatsstelling worden in de Wgr zelf opgenomen (art. 32a t/m art. 32j).

9. Er komt een duidelijke regeling voor de bekendmaking van algemeen verbindende voorschriften (art. 32ja t/m art. 32l) Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de bekendmaking van deze besluiten. Deze besluiten moeten in alle deelnemende gemeenten bekend gemaakt worden, waarbij wordt aangesloten bij artikel 139 e.v. van de Gemeentewet. Voor regelingen tussen provincies of waterschappen gelden hiertoe de artikelen 45ba t/m 45d Wgr en artikelen 50daa t/m 50dc Wgr. Bekendmaking geschiedt via de gemeente-, provincie-, of waterschapsbladen van de deelnemers of via een eigen publicatieblad van het openbaar lichaam.

Elementen die de positie van het algemeen bestuur versterken

Twee nieuwe elementen versterken de positie van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur krijgt de mogelijkheid leden van het dagelijks bestuur, onder wie de voorzitter, te ontslaan en het dagelijks bestuur wordt verplicht actief inlichtingen te verstrekken aan het algemeen bestuur.

Versterking invloed gemeenteraden deelnemers op begroting en jaarrekening

Het traject inzake vaststelling van de begroting en begrotingswijzigingen wordt aangepast om de deelnemers meer sturing en invloed te geven op het openbaar lichaam.

1. Het dagelijks bestuur stuurt uiterlijk voor 1 augustus de vastgestelde begroting aan gedeputeerde staten (art. 34 Wgr). Dit vloeit voort uit de verlengde zienswijzetermijn voor de deelnemers: van zes naar acht weken (art. 35 Wgr).

2. Uiterlijk op 15 april van het lopende jaar biedt het dagelijks bestuur de conceptbegroting en de voorlopige jaarrekening aan, aan de raden van de deelnemende gemeenten, zodat de raden deze informatie beschikbaar hebben ten behoeve van de zogeheten voorjaarsnota. Voor regelingen waaraan provincies of waterschappen deelnemen zijn de artikelen 47 e.v. Wgr en 50f e.v. Wgr conform bovenstaand aangepast.

Overige wijzigingen Wgr

1. De gemeenschappelijke regeling moet beschrijven welke bevoegdheden door de deelnemers bij het treffen van de gemeenschappelijke regeling aan het openbaar lichaam of gemeenschappelijk orgaan worden overgedragen. In de gemeenschappelijke regeling kunnen bepalingen worden opgenomen over de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de overgedragen bevoegdheden, dus zonder dat dit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling zelf hoeft te leiden. Het algemeen bestuur kan echter niet zelf besluiten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden (art. 10).

2. De samenstelling van het algemeen bestuur bij regelingen tussen colleges en burgemeesters wordt expliciet geregeld en bestaat uit leden van de colleges en uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten (art. 13).

3. Een lid van het college kan niet meer zitting nemen in het algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling dat is ingesteld door uitsluitend gemeenteraden (art. 13, eerste lid Wgr).

4. Om de positie van algemeen bestuur te verstevigen wordt toegevoegd dat het aantal leden van het dagelijks bestuur nooit de meerderheid van het algemeen bestuur mag vormen (art. 14). Voor burgemeestersregelingen met minder dan zes deelnemers, geldt dit vereiste overigens niet.

5. Het vereiste van toestemming door de deelnemende gemeenteraden op het instellen van bestuurscommissies, vervalt (art. 25).

6. De wijze van bekendmaking van de regeling wordt specifieker beschreven. De besluiten tot het treffen van een nieuwe regeling worden door de deelnemers zelf in de eigen gemeente bekendgemaakt en de regeling zelf wordt door het daartoe aangewezen gemeentebestuur bekendgemaakt. Voor de bekendmaking van besluiten tot wijziging, verlenging, opheffing, toetreding of uittreding is het dagelijks bestuur verantwoordelijk. Overigens blijven, onder vernummering, de bestaande artikelen die bepalen dat wat van toepassing is op de samenstelling van regelingen tussen gemeenten op vergelijkbare wijze van toepassing voor regelingen waar (ook) andere organisaties aan deelnemen (art. 41, art. 50a, art. 52, art. 62, art. 74 en art. 84).

Overgangsrecht en inwerkingtreding

1. Na inwerkingtreding van de wijziging geldt een overgangstermijn van één jaar om de bestaande gemeenschappelijke regelingen en organisaties in overeenstemming te krijgen met de gewijzigde Wgr.

2. De daadwerkelijke inwerkingtreding is nog niet bepaald en zal geschieden op een bij koninklijk besluit nader te bepalen tijdstip.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties