Jurisprudentie Woo
ECLI:NL:RVS:2025:1296 (26 maart 2025)
Achmea doet een Woo-verzoek om openbaarmaking van alle documenten over onderhoud, calamiteiten en incidenten bij een onbewaakte spoorwegovergang. Het college van burgemeester en wethouders stelt niet te beschikken over deze documenten en wijst het verzoek af. In bezwaar worden alsnog een groot aantal documenten openbaar gemaakt. De rechtbank oordeelt dat het college zijn standpunt dat er niet meer documenten onder hem berusten onvoldoende heeft onderbouwd voor zover het sms- en whatsapp-berichten betreft.
Voor het overige acht de rechtbank de mededeling van het college dat er niet meer documenten onder hem berusten navolgbaar en voldoende. In hoger beroep blijkt dat de documentensystemen van de gemeente niet goed doorzoekbaar zijn. Er kan (gedeeltelijk) alleen op bestandsnaam worden gezocht, maar niet (ook) op de inhoud van de documenten. Hierdoor vindt de gemeente mogelijk niet alle relevante documenten. De Afdeling oordeelt dat de zoekslag onvoldoende zorgvuldig was en acht het ongeloofwaardig dat er niet meer documenten bestaan. Het bestuursorgaan wordt niet alleen verplicht een nieuwe zoekslag uit te voeren, maar ook veroordeeld tot het betalen van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten van verzoeker.
ECLI:NL:RBROT:2025:3498 (12 maart 2025)
Eiser stelt beroep in tegen een besluit van de minister waarin hem inzage in bepaalde documenten is geweigerd. In het bestreden besluit heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat openbaarmaking van de gevraagde documenten de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van betrokken advocaten en concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens zou schaden.
De rechtbank oordeelt dat de minister geen onderscheid heeft gemaakt tussen verschillende soorten juridische werkzaamheden, zoals advisering en procesvoering. Aangezien zittingen in bezwaar en (hoger) beroep in beginsel openbaar zijn en in uitspraken wordt vermeld welke advocaat een partij heeft bijgestaan, zijn de betrokken advocaten in de openbaarheid getreden. De rechtbank oordeelt daarom dat de minister zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de persoonlijke levenssfeer van deze advocaten zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. Met betrekking tot de concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens overweegt de rechtbank dat een groot deel van de facturen ziet op algemene werkzaamheden, zoals het opstellen van brieven, stukken en het voeren van telefoongesprekken. Dergelijke werkzaamheden zijn inherent aan de advocatuur. Het openbaar maken schaadt de concurrentiepositie van de betreffende advocatenkantoren niet, temeer omdat de tarieven en bestede tijd niet openbaar zijn gemaakt. De rechtbank concludeert dat de minister ten onrechte openbaarmaking heeft geweigerd en het beroep van eiser wordt gegrond verklaard.
ECLI:NL:RVS:2025:894 (5 maart 2025)
Omroep Flevoland heeft een Wob-verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van Noordoostpolder voor documenten over een onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag van een ex-burgemeester. Het college heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar enkele documenten geheimgehouden. De gemeenteraad heeft de geheimhouding van andere documenten niet opgeheven.
De rechtbank oordeelt dat het college en de raad onvoldoende hebben gemotiveerd waarom de geheimhouding gehandhaafd bleef en draagt hen op een nieuw besluit te nemen. Het college en de raad hebben hoger beroep ingesteld. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) oordeelt dat, in het belang van efficiënte geschilbeslechting, een bezwaar of beroep tegen een besluit op een Wob/Woo-verzoek mede moet worden geacht te zijn gericht tegen het besluit op het verzoek tot opheffing van de geheimhouding. Beide bestuursorganen, het college en de raad, moeten ieder afzonderlijk op de bezwaren beslissen. Daarnaast benadrukt de Afdeling dat bij een verzoek tot opheffing van geheimhouding niet alleen het belang van openbaarheid, maar ook de belangen van de destijds aanwezige raadsleden moeten worden gewogen. Het hoger beroep van het college en de raad wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Afdeling heropent het onderzoek naar de nieuwe besluiten en beslist hierover in een latere einduitspraak.
ECLI:NL:RVS:2025:548 (12 februari 2025)
Een Wob-verzoek om inzage in documenten over binnen de CAO Beroepsgoederenvervoer is afgewezen door cao-partijen. De cao-partijen stellen zich op het standpunt dat de Wob niet op hen van toepassing is, aangezien zij geen bestuursorgaan zijn. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en geoordeeld dat de cao-partijen geen bestuursorgaan zijn in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Hierdoor is de Wob niet op hen van toepassing en heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om het beroep van de verzoeker te behandelen.
In hoger beroep betoogt verzoeker dat de cao-partijen wel een bestuursorgaan zijn, omdat zij de bevoegdheid hebben om dispensatieverzoeken te behandelen en daarmee de rechtspositie van anderen te bepalen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dit betoog niet. De cao-partijen ontlenen hun bevoegdheid om dispensatie te verlenen niet aan een wettelijk voorschrift, maar aan hun eigen cao-bepalingen. Openbaar gezag kan in beginsel alleen bij wettelijk voorschrift worden toegekend. In dit geval ontbreekt een dergelijk voorschrift. De Afdeling bevestigt het oordeel van de rechtbank dat cao-partijen geen bestuursorgaan zijn en dat eventuele geschillen over de toepassing van de dispensatieregeling aan de burgerlijke rechter moeten worden voorgelegd. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.
ECLI:NL:RVS:2025:467 (12 februari 2025)
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank waarin haar beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat zij het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald en misbruik van recht maakt door stelselmatig procedures aanhangig te maken zonder griffierecht te voldoen en zonder nieuwe juridische argumenten aan te voeren.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) constateert dat appellante in het hoger beroep opnieuw geen griffierecht heeft betaald, ondanks aanmaning, en expliciet geen beroep doet op betalingsonmacht. Daarom wordt het hoger beroep alleen al om die reden niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast bevestigt de Afdeling dat sprake is van misbruik van recht. Uit eerdere uitspraken blijkt dat appellante herhaaldelijk procedures aanhangig maakt zonder reëel belang, waarbij zij steeds dezelfde argumenten aanvoert. Dit patroon maakt duidelijk dat het appellante niet meer te doen is om een inhoudelijke beoordeling van haar zaak. Daarom wordt het hoger beroep ook op deze grond niet-ontvankelijk verklaard.
Tot slot geeft de Afdeling een waarschuwing voor toekomstige zaken. Indien appellante opnieuw procedures start zonder griffierecht te betalen of zonder nieuwe argumenten, kan haar beroep direct niet-ontvankelijk worden verklaard wegens misbruik van recht. Bovendien wijst de Afdeling erop dat bij kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht een proceskostenveroordeling kan volgen. Dat betekent dat appellante in toekomstige procedures mogelijk de kosten van het bestuursorgaan moet vergoeden als zij opnieuw misbruik van recht maakt.
ECLI:NL:RBROT:2025:1060 (28 januari 2025)
Eisers hebben een Woo-verzoek ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ten aanzien van documenten die betrekking hebben op afspraken tussen de SVB en advocaten in Turkije. De SVB heeft een aantal documenten verstrekt, maar sommige informatie werd geweigerd op grond van vertrouwelijkheid en het belang van het goed functioneren van de SVB. Ook werden de namen van de Turkse advocaten niet openbaar gemaakt omdat zij niet in het kader van hun functie in de openbaarheid treden. Eisers voerden aan dat de SVB documenten achterhield en dat sommige informatie onterecht niet openbaar was gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de namen van advocaten in dit geval inderdaad niet openbaar gemaakt hoeven te worden. Het feit dat advocaten mogelijk in de openbaarheid treden door processtukken te ondertekenen, wordt door de rechtbank niet gelijkgesteld met het openbaar optreden in de uitoefening van hun functie. Nu de SVB volgens de rechtbank enkele documenten ten onrechte niet heeft verstrekt, wordt het beroep van eisers gegrond verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat de SVB toezegt alle documenten alsnog openbaar te maken.
ECLI:NL:RBDHA:2025:1107 (20 januari 2025)
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar Woo-verzoek. Vanwege de omvang en complexiteit van het verzoek zijn er meerdere gesprekken gevoerd tussen eiseres en verweerder, waarbij onder andere de reikwijdte is beperkt. Verweerder heeft erkend dat de beslistermijn is verstreken, maar stelt dat het Woo-verzoek uitzonderlijk omvangrijk is en dat er tijd nodig is om zorgvuldig te inventariseren en te beoordelen. Verweerder heeft aangegeven dat het gezien de complexiteit en de betrokkenheid van derde partijen niet haalbaar is om binnen korte termijn een besluit te nemen. De rechtbank stelt vast dat het beroep gegrond is en dat verweerder niet tijdig heeft beslist. Gelet op de omvang van het verzoek en de voortdurende communicatie tussen partijen, bepaalt de rechtbank dat verweerder tot 1 juli 2025 de tijd krijgt om een besluit te nemen. De rechtbank wijkt af van de gebruikelijke dwangsomregeling en stelt deze vast op € 1,- per dag met een maximum van € 100,-, omdat verweerder zich niet weigerachtig opstelt en proactief blijft communiceren. Voor een proceskostenveroordeling of het achterwege laten van de griffierechtvergoeding ziet de rechtbank geen aanleiding, aangezien niet is voldaan aan de uitzonderingen genoemd in artikel 8.4, derde of vierde lid, van de Woo.
ECLI:NL:RBOVE:2025:272 (20 januari 2025)
Bestuursorganen kunnen zelf ook een Woo-verzoek indienen, oordeelt de rechtbank in deze zaak. De gemeente Wierden heeft beroep aangetekend tegen een besluit van de provincie Overijssel. Wierden wilde via een Woo-verzoek informatie verkrijgen over Energiepark Daarle, maar de provincie reageerde niet op tijd.
De provincie heeft de vraag opgeworpen of het Woo-verzoek van de gemeente zich wel verdraagt met het doel en de strekking van de Woo en of dat verzoek wel is aan te merken als een aanvraag in de zin van de Awb. Volgens de provincie vormt de Woo een juridisch kader voor informatievoorziening door bestuursorganen en lijkt deze wet niet bedoeld voor openbaarmakingsverzoeken van bestuursorganen. Uit de wetsgeschiedenis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Woo volgt het beeld dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat de overheid zelf openbaarmakingsverzoeken kan doen. Voor de overheid zijn er andere wegen om informatie van collega-overheden te verkrijgen, aldus het college.
De rechtbank overweegt dat in artikel 4.1, eerste lid, van de Woo is bepaald dat ‘eenieder’ een Woo-verzoek kan doen bij een bestuursorgaan. Dus ook een ander bestuursorgaan. Wel moeten bestuursorganen terughoudend zijn met het indienen van Woo-verzoeken. Uit de Memorie van Toelichting bij de Woo volgt dat deze wet vooral bedoeld is als instrument voor de burger om de overheid te controleren. Deze terughoudendheid gaat echter niet zo ver dat bestuursorganen zijn uitgesloten van de mogelijkheid om Woo-verzoeken te doen.
ECLI:NL:RBNNE:2025:187 (7 januari 2025)
Een man doet een inzageverzoek op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) ten aanzien van het dossier van zijn zoon. Dit verzoek wordt door het college afgewezen omdat de zoon geen toestemming had verleend voor de gevraagde inzage. Het verzoek van eiser om via de Wet open overheid (hierna: Woo) alsnog inzage te krijgen, werd door het college ook afgewezen. Het verstrekken van de gevraagde persoonlijke gegevens dient volgens het college geen publiek belang, maar is een herhaling van het eerdere AVG-verzoek. De rechtbank stelt vast dat volgens de hoogste bestuursrechter elk verzoek om informatie op basis van de Woo kwalificeert als Woo-verzoek. Dat geldt ook als iemand de informatie vraagt voor persoonlijk gebruik of voor een rechtszaak.
Dit is alleen anders als uit de aard, inhoud of uitlatingen van de verzoeker blijkt dat het geen Woo-verzoek is. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer iemand vraagt om inzage in zijn dossier of persoonsgegevens. In dat geval wordt het verzoek beschouwd als een AVG-verzoek. Het bestuursorgaan moet, wanneer de indiener een beroep doet op de Woo, goed onderbouwen waarom een uitzondering op de hoofdregel van toepassing is. In dit geval oordeelt de rechtbank dat het verzoek van eiser volledig binnen de privésfeer valt en daarom niet als een Woo-verzoek, maar als een AVG-verzoek moet worden beschouwd. Aangezien de zoon expliciet heeft aangegeven geen toestemming te verlenen, heeft het college zowel het AVG- als Woo-verzoek van eiser terecht afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.
ECLI:NL:RBDHA:2024:22375 (23 december 2024)
Bij het nemen van een besluit op een verzoek om informatie op grond van de Woo, moet een bestuursorgaan voldoende inzichtelijk maken hoe de zoekslag is verricht. Dit kan bijvoorbeeld door aan te geven welke systemen zijn geraadpleegd, welke zoektermen zijn gebruikt, welke personen betrokken waren en hoe documenten zijn gefilterd.
In deze zaak beklaagde de Woo-verzoeker zich over onvoldoende zorgvuldige en inzichtelijke zoekslagen door de gemeente Midden-Delfland naar de door hem gevraagde informatie. Er zijn drie Woo-verzoeken ingediend. De gemeente heeft twee Woo-verzoeken grotendeels afgewezen, omdat de informatie volgens de gemeente niet bestaat of al openbaar is. Het andere verzoek is doorgezonden naar een ander bestuursorgaan.
Wanneer het bestuursorgaan stelt dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan de Woo-verzoeker om aannemelijk te maken dat een document toch onder het bestuursorgaan berust.
De rechtbank oordeelde dat de zoekslagen inderdaad onvoldoende zorgvuldig waren. De gemeente had namelijk niet met zoektermen gezocht in het zaaksysteem en de mailbox. Daarnaast had de gemeente enkel de e-mailbox van de gemeentesecretaris doorzocht, terwijl er ook in de mailboxen van de burgemeester, wethouders en andere betrokken ambtenaren gezocht had moeten worden. Ook was er niet gezocht naar informatie in Whatsapp-berichten. Tenslotte had de gemeente niet zorgvuldig onderzocht of documenten over de interim-burgemeester onder de gemeente berusten, voordat ze het verzoek doorstuurde naar een ander orgaan.
De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en bepaalt dat de gemeente een nieuwe, zorgvuldige zoekslag moet verrichten, rekening houdend met de uitspraak.
ECLI:NL:RBNNE:2024:5254 (12 december 2024)
Deze zaak betreft een beroep tegen een besluit van de gemeente Noardeast-Fryslân. De gemeente heeft een Woo-verzoek, gelet op antimisbruikbepaling van de Woo, buiten behandeling gesteld, omdat het van mening was dat de verzoeker kennelijk een ander doel had dan het verkrijgen van publieke informatie.
De verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit. De gemeente verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, en stelde dat sprake was van misbruik van recht zoals bedoeld in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek. De gemeente baseerde zich mede op een advies van de adviescommissie voor bezwaarschriften.
De verzoeker ging in beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar. De gemeente betoogde dat ook het beroep niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden wegens misbruik van recht. De rechtbank oordeelde daarentegen dat het beroep wel ontvankelijk is, omdat het college niet met voldoende zwaarwichtige gronden had aangetoond dat de eiser misbruik maakte van zijn recht om beroep aan te tekenen. De rechtbank benadrukte dat, in tegenstelling tot andere zaken waar misbruik van recht was vastgesteld, de eiser in dit geval geen andere mogelijkheid had om een rechterlijk oordeel te krijgen over de buitenbehandelingstelling van zijn Woo-verzoek als het beroep niet-ontvankelijk zou worden verklaard.
De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaar van de eiser ook ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hoewel het college diverse argumenten aandroeg, zoals het feit dat de eiser veel aanvragen indient, de aanvragen vaak bewust naar het verkeerde adres stuurt en de focus zou liggen op het verkrijgen van dwangsommen en schadevergoedingen, achtte de rechtbank deze argumenten onvoldoende zwaarwegend om te spreken van misbruik van recht. De rechtbank benadrukte dat er zwaarwichtige gronden nodig zijn die tot de kwalificatie kwade trouw leiden om een bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank bepaalt dat de gemeente opnieuw een beslissing moet nemen op het bezwaar van de eiser.
ECLI:NL:RBOVE:2024:6394 (2 december 2024)
De stichting Animal Rights heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verzocht om documenten over het destructiebedrijf Rendac Son BV openbaar te maken.
Tussen de documenten die de minister voornemens is openbaar te maken zit ook informatie over een varkensbedrijf. De eigenaresse hiervan heeft de rechter gevraagd informatie over haar bedrijf niet openbaar te maken, omdat zij vreest voor acties van dierenactivisten bij het bedrijf.
Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage.
De rechtbank oordeelt dat de verzoekster geen concrete aanwijzingen heeft aangeleverd voor dergelijke vergaande acties. De rechter verwijst naar eerdere uitspraken die benadrukken dat een algemene veronderstelling, zoals de vrees voor acties van dierenrechtenactivisten, onvoldoende is. Gezien het uitgangspunt van openbaarheid en het publieke belang van transparantie, wordt het verzoek afgewezen en de openbaarmaking van de documenten toegestaan.
Advies nodig?
Bel ons: 079-3631919 of stuur een mail. Wij helpen u graag.