Diverse aspecten bij het uittreden uit een gemeenschappelijke regeling

Bestuursrecht

Bij het aangaan van een gemeenschappelijke regeling (GR) is meestal sprake van een vrijwillige samenwerking en goed overleg tussen de deelnemende bestuursorganen. Dat verandert nog wel eens wanneer de wegen zich scheiden en een deelnemer wil uittreden uit de GR. Meestal is de hoogte van de uittreedsom die de uittreder moet betalen onderwerp van geschil. Zo ook in de uitspraak van 15 april 2015 van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ECLI:NL:RVS:2015:1198) waar de GR Recreatieschap Midden-Delfland de uittreedsom voor het Rijk vaststelde op ruim 51 miljoen. Het Rijk vindt deze uittreedsom veel te gortig. Een aantal interessante aspecten van het uittreden passeren in deze Update de revue.

Wie is bevoegd te besluiten tot uittreden?

Het besluit om uit te treden uit een GR is een eenzijdige bevoegdheid van het deelnemende bestuursorgaan (artikel 1, eerste en derde lid Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr)). Het bestuursorgaan heeft daarbij een grote mate van beleidsvrijheid. Uittreden mag dus niet afhankelijk worden gesteld van voorwaarden die de GR stelt, zoals de voorwaarde dat het bestuur van de GR de uittreding moet bekrachtigen of dat uittreding pas mogelijk is als de uittreder instemt met de financiële consequenties die door het bestuur zijn bepaald. De Afdeling overweegt in de voornoemde uitspraak dat anders dan de GR betoogt ‘het vaststellen van de voorwaarden van uittreding dus geen voorwaarde voor het mogen nemen van een besluit tot uittreding door een deelnemer’ is.

Regelen van de gevolgen van uittreden in de gemeenschappelijke regeling

Een voor onbepaalde tijd getroffen GR moet bepalingen bevatten omtrent de gevolgen van een uittreding (artikel 9 Wgr). Dat er bepalingen in de GR moeten staan is dus een wettelijke verplichting, maar de deelnemers zijn vrij in de keuze hoe die bepalingen luiden en op welke onderwerpen deze bepalingen zien. Denk bijvoorbeeld aan het volgende:

  • afspraken over het moment van uittreden. Hoeveel tijd zit er tussen het nemen van het besluit tot uittreden door de deelnemer en de effectuering van dit besluit of is het gewenst de effectuering gelijk te laten vallen met de aanvang van een nieuw kalenderjaar?
  • de bevoegdheid voor het algemeen bestuur de financiële gevolgen van de uittreding vast te stellen. Het algemeen bestuur stelt op grond van deze bevoegdheid een uittreedsom vast.
  • de bevoegdheid voor het algemeen bestuur de organisatorische gevolgen van de uittreding vast te stellen. Bijvoorbeeld het gevolg dat de uittredende deelnemer bij de uittreding een deel van het personeel van de GR overneemt.

Uitgangspunten bij bepalen van de hoogte van de uittreedsom

De uitgangspunten die gelden voor het berekenen van de hoogte van een uittreedsom zijn vastgelegd in jurisprudentie en worden herhaald in de uitspraak van 15 april 2015:

  • de uittredende deelnemer dient de directe kosten van uittreding en de schade te vergoeden die het rechtstreekse gevolg is van het uittreden uit de gemeenschappelijke regeling. De voorwaarden dat de eigen bijdrage van de achterblijvende deelnemers niet mag stijgen of dat het beleid en takenpakket ongewijzigd moeten kunnen blijven, passen daar volgens de Afdeling niet bij. Bij directe kosten gaat het bijvoorbeeld om de kosten die de GR maakt voor het berekenen van de hoogte van de uittreedsom;
  • voor het bepalen van toekomstige schade wordt een overbruggingsperiode van vijf jaar gehanteerd, gerekend vanaf de datum van uittreding. Deze periode is gekoppeld aan de gangbare beleidscyclus en wordt gezien als een redelijke periode waarbinnen de GR en de achterblijvende deelnemers voldoende gelegenheid hebben om de (financiële) gevolgen van het uittreden op te vangen en de bedrijfsvoering aan te passen. Denk bijvoorbeeld aan het wijzigen van beleid en het takenpakket of het opzeggen en wijzigen van lopende overeenkomsten;
  • langlopende financiële verplichtingen (bijvoorbeeld erfpachtcontracten, beheer- en onderhoudsverplichtingen) vormen geen grond om een uitzondering te maken op de overbruggingsperiode van vijf jaar;
  • de hoogte van de deelnemersbijdrage kan wel een rol spelen bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom.

Personele gevolgen bij uittreden uit de gemeenschappelijke regeling

Bij een uittreding zullen zich personele gevolgen voordoen. Denk aan vermindering of wijziging van werkzaamheden en takenpakket en eventueel overname van personeel. Zoals hierboven al aangegeven kunnen in de GR bepalingen worden opgenomen om personele gevolgen van uittreden te regelen. Ook kunnen een uittreding en de gevolgen daarvan worden aangemerkt als een belangrijke wijziging in de organisatie van de GR waarbij op grond van de Wet op de ondernemingsraden de ondernemingsraad en vakorganisaties betrokken moeten worden.

Tips voor de praktijk

  • Het vooraf vastleggen van de wijze waarop de uittreedsom wordt berekend en het proces dat daarbij gevolgd wordt, helpt mogelijk geschillen over de uittreding te voorkomen. Stel bijvoorbeeld een uittredingsprotocol op of leg duidelijke afspraken vast in de GR.
  • Check de GR op bepalingen waarbij aan het bestuur van de GR een bevoegdheid wordt gegeven te besluiten over een uittreding dan wel de uittreding afhankelijk wordt gesteld van voorwaarden. Dergelijke bepalingen zijn in strijd met de Wet gemeenschappelijke regelingen.Het deelnemende bestuursorgaan heeft zelf de bevoegdheid te besluiten over uittreding.
  • Betrek ook de medezeggenschap (ondernemingsraad en vakbonden) in verband met de mogelijke personele gevolgen bij het proces.
  • Ingeval de uittreding onverhoopt leidt tot geschillen, kan de geschillenprocedure bij Gedeputeerde Staten van toepassing zijn (art. 28 Wgr).

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties