Anonieme meldingen onveilige werkomgeving: schorsing terecht?
Een directeur van een gemeenschappelijke regeling vordert in kort geding wedertewerkstelling, nadat hij is geschorst na anonieme meldingen over een onveilige werkomgeving. Niet alleen vordert de directeur dat hij weer wordt toegelaten tot zijn werkzaamheden, ook vordert hij dat de vacature die de gemeenschappelijke regeling heeft uitgezet voor zijn functie wordt ingetrokken en dat het persoonsgericht onderzoek dat naar hem is ingesteld wordt stopgezet. De Rotterdamse kantonrechter beoordeelt in een recente uitspraak de vorderingen van de directeur (ECLI:NL:RBROT:2025:6885).
Feiten in het kort
Begin december 2024 ontvangt de gemeenschappelijke regeling een anonieme melding van ‘een groep anonieme bezorgde medewerkers van de SSD’. SSD staat voor Sociale Dienst Drechtsteden, het onderdeel van de gemeenschappelijke regeling waar de directeur werkzaam is. De melding heeft als onderwerp: ‘Urgente Oproep tot Ingrijpen bij de Sociale Dienst Drechtsteden: Structurele Misstanden, Integriteitsschendingen en Falende Dienstverlening’. Na deze melding besluit het dagelijks bestuur een extern onderzoek te starten. Eind januari 2025 laat de gemeenschappelijke regeling de directeur weten dat zij in de tussentijdse resultaten van het verkennend vooronderzoek een voldoende gerechtvaardigd belang ziet om een persoonsgericht onderzoek naar de directeur in te stellen. Daarnaast ziet de gemeenschappelijke regeling reden voor het opleggen van een schorsing op grond van de Cao SGO.
In april 2025 verneemt de directeur dat de gemeenschappelijke regeling een vacature heeft uitgezet voor ‘Interim Directeur GR Sociaal Drechtsteden’ met een verwachte looptijd van twaalf maanden. Omdat de directeur op basis van de uitgezette vacature meent dat de gemeenschappelijke regeling niet van plan is het persoonsgericht onderzoek af te wachten, vindt hij dat hij een groot en urgent belang heeft bij onmiddellijke terugkeer in zijn functie.
Oordeel kantonrechter: schorsing terecht
De kantonrechter stelt allereerst vast dat de directeur een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot wedertewerkstelling. Vervolgens toetst de kantonrechter de vordering tot wedertewerkstelling aan de norm van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). Op basis van deze norm moet voor een ingrijpende maatregel – zoals een schorsing – sprake zijn van een redelijke en zwaarwegende grond. De kantonrechter oordeelt dat de directeur een zwaarwegend belang heeft bij de terugkeer naar zijn functie, maar dat het belang van de gemeenschappelijke regeling bij het in stand laten van de schorsing groter is. Hieraan legt de kantonrechter ten grondslag dat de gemeenschappelijke regeling, gelet op de onrust in de organisatie en het nog lopende persoonsgericht onderzoek, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet wenselijk is dat de directeur nu terugkeert naar de werkvloer. Ook zijn er volgens de kantonrechter op dit moment geen aanwijzingen dat er onvoldoende feitelijke onderbouwing is voor het gestarte persoonsgericht onderzoek.
De kantonrechter weegt verder mee dat de gemeenschappelijke regeling op de zitting heeft toegelicht dat de vacature niet is bedoeld om de directeur nu al te vervangen. Zij wil alvast vooruit lopen op het mogelijke scenario dat de directeur niet kan terugkeren in zijn eigen functie.
Ten slotte overweegt de kantonrechter dat het niet de verwachting is dat het persoonsgericht onderzoek nog lang op zich laat wachten. Gelet op al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat in een gewone procedure zal worden geoordeeld dat de schorsing terecht is. De kantonrechter wijst de vorderingen van de directeur af.
Vragen of advies nodig? Neem gerust contact met ons op.