Nieuwe ontwikkelingen in het arbeidsrecht | deel 2

Met dit tweede bericht in de reeks informeren wij u over de (mogelijke) wetswijzigingen met betrekking tot de kwalificatie van de arbeidsrelatie en flexibele arbeidskrachten. Wij leggen uit wat er (mogelijk) verandert en wat dit voor u in de praktijk betekent.

(Mogelijke) wetswijzigingen flexibele arbeidskrachten

Wetsvoorstel Wet verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten

Onlangs heeft Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel Wet verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten naar de Raad van State gestuurd voor advies. Dit wetsvoorstel maakt onderdeel uit van het arbeidsmarktpakket dat vorig jaar is gepresenteerd en heeft als doel flexibele werknemers meer zekerheid te bieden over hun inkomen en werkrooster en oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan. Het wetsvoorstel bevat onder meer de volgende maatregelen:

  1. Aanpassing van de ketenregeling ter voorkoming van draaideurconstructies. Na drie tijdelijke contracten mag een werkgever een werknemer pas na vijf jaar in plaats van na zes maanden opnieuw een tijdelijk contract aanbieden. 
  2. Nulurencontracten worden afgeschaft. In plaats daarvan komen (vaste en tijdelijke) basiscontracten met een minimumaantal uur waarvoor werkenden tenminste worden ingeroosterd. 
  3. Uitzendkrachten hebben recht op minimaal hetzelfde salaris als werknemers met hetzelfde werk en moeten gelijkwaardig worden behandeld. 

Voor scholieren en studenten met een bijbaan gelden andere regels. Zij mogen wel op oproepbasis blijven werken. Ook blijft gelden dat op scholieren met een bijbaan die jonger zijn dan achttien jaar, de ketenregeling niet van toepassing is. Voor scholieren van achttien jaar en ouder en studenten met een bijbaan zal bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel een onderbrekingstermijn van zes maanden gelden. Dit geldt ook voor uitzendkrachten in zowel Fase A als Fase B.  

Voor seizoensarbeid geldt een uitzondering op de ketenregeling en dat blijft met dit wetsvoorstel ook zo, omdat dit werk niet het hele jaar door uitgevoerd kan worden. 

Nadat de Raad van State advies heeft uitgebracht en het wetsvoorstel eventueel is aangepast, gaat het definitieve voorstel door naar de Tweede Kamer. Of en wanneer het wetsvoorstel in werking zal treden, is daarom vooralsnog niet bekend. 

Wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (Wet VBAR)

Op 21 juni 2024 heeft Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties (VBAR) in aangepaste vorm naar de Raad van State gestuurd voor advies. Naar aanleiding van de internetconsultatie is het wetsvoorstel aangepast en beter in balans gebracht. Het wetsvoorstel bevat twee maatregelen: 1) verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en 2) rechtsvermoeden van werknemerschap gebaseerd op een uurtarief. Op 3 juli 2024 is de tekst van het aangepaste conceptwetsvoorstel gepubliceerd.

Voor de eerste maatregel is aan de hand van de jurisprudentie een wettelijk toetsingskader gemaakt om te beoordelen of sprake is van werknemerschap of zelfstandig werken. Het toetsingskader bevat twee soorten indicaties die de hoofdelementen van artikel 7:610 BW invullen. Dit zijn indicaties die wijzen op werken als werknemer (werkinhoudelijke en organisatorische sturing) en indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (het werken voor eigen rekening en risico). In het aangepaste wetsvoorstel is de indicator ‘de werkzaamheden behoren tot de kernactiviteiten van de organisatie’ vervallen naar aanleiding van de kritiek op het oorspronkelijke wetsvoorstel. 

De tweede maatregel heeft betrekking op  een civielrechtelijke rechtsvermoeden bij een tarief van € 33,- per uur. Als iemand kan aantonen dat sprake is van een lager uurtarief, wordt vermoed dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De werkgever moet in dat geval aantonen dat daar geen sprake van is. 

Nadat de Raad van State advies heeft uitgebracht en het wetsvoorstel eventueel is aangepast, gaat het definitieve voorstel door naar de Tweede Kamer. Of en wanneer het wetsvoorstel in werking zal treden, is daarom vooralsnog niet bekend. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2026.

Handhaving Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties

Ten slotte gaat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 de Wet DBA weer handhaven. Dit volgt uit het Handhavingsplan arbeidsrelaties tranche 2024 dat eerder dit jaar is gepubliceerd. Dit betekent dat de Belastingdienst per 1 januari 2025 bij een constatering van een onjuiste kwalificatie van een arbeidsrelatie, in alle gevallen correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen kan opleggen. Dit kan eventueel gepaard gaan met een boete. Wij raden daarom aan om alvast te inventariseren of de werkrelatie van de zzp’ers die u momenteel inhuurt, mogelijk door de Belastingdienst wordt aangemerkt als schijnconstructie. 

Heeft u vragen over bovenstaande (mogelijke) wijzigingen of wilt u advies over hoe dit toe te passen in de praktijk: bel of mail ons. Onze specialisten helpen u graag.