Gemeente Utrecht moet bijna 1 miljoen euro aan dwangsommen aan inwoner betalen

Vanaf december 2017 is tussen een inwoner van de gemeente Utrecht en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht een langdurig juridisch conflict ontstaan. De Utrechter diende een groot aantal bezwaren en verzoeken in bij de gemeente vanwege de bouwkundige situatie van de panden van de Utrechter en zijn buurman. De gemeente reageerde vaak te laat op de bezwaren en verzoeken en in sommige gevallen zelfs helemaal niet. 

Voor de meeste bezwaarschriften geldt een beslistermijn van zes weken (artikel 7:10 Awb). Wanneer een overheidsinstantie niet tijdig op een bezwaar beslist kan degene die het bezwaar heeft ingesteld een ingebrekestelling sturen. De overheidsinstantie heeft dan alsnog twee weken de tijd om een beslissing te nemen. Wordt binnen die termijn geen beslissing genomen, dan gaat automatisch een dwangsom lopen. Daarnaast kan dan ook een beslissing op bezwaar worden afgedwongen via de rechter, door direct beroep in te stellen. 

De hoogte van deze dwangsom wordt als volgt bepaald (artikel 4:17 Awb): Het bestuursorgaan verbeurt voor elke dag dat het in gebreke is een dwangsom, maar hooguit gedurende 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag. Deze dwangsom kan maximaal € 1442 bedragen. 

Maar hoe is het dan mogelijk dat in dit geval de teller voor de gemeente Utrecht op ongeveer € 735.000 aan dwangsommen in handhavings- en vergunningszaken, en ongeveer € 195.000 in zaken over het openbaar maken van documenten staat? Dit komt doordat de Utrechter ook recht had op dwangsommen op grond van artikel 8:55d lid 2 Awb. De bestuursrechter heeft in meerdere uitspraken een nadere dwangsom verbonden aan iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De hoogte van deze dwangsom kan aanzienlijk hoger zijn dan € 1442. In de regel wordt de dwangsom bepaald op € 100 per dag, met een maximum van € 15.000. In concrete gevallen kan van dit maximum worden afgeweken. 

De Utrechter heeft in de rechtbank aangegeven dat hij niet uit is op geld, maar dat hij wil dat het college beslissingen neemt over zijn bezwaren. De rechtbank volgt het standpunt van de Utrechter en oordeelt dat het uitgangspunt is dat bestuursorgaan zoals het college uit zichzelf rechtmatig handelt en dus tijdig een besluit neemt als een burger daarom vraagt. In dit geval is dat duidelijk niet gebeurd. Vervolgens had het effect van de eerdere uitspraken van de rechtbank en de daaraan gekoppelde (hoog oplopende) dwangsommen moeten zijn dat het college inmiddels zou hebben beslist op de bezwaren. Tot nu toe heeft ook deze (financiële) prikkel echter niet gewerkt en komt een groot bedrag aan gemeenschapsgeld bij een enkele burger terecht. Zoals op de zitting is besproken, geeft dat de rechtbank een ongemakkelijk gevoel. Maar de rechtbank vraagt zich ook af wat dan wél helpt, als een overheidsorgaan zo lang onrechtmatig handelt door steeds maar geen beslissingen te nemen, en als zelfs grote geldbedragen niet helpen om dat onrechtmatige handelen te stoppen. Het college krijgt tot eind september om op de bezwaren te beslissen. 

Lees hier de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Neem bij vragen beslissen, ingebrekestellingen en dwangsommen gerust contact op met de ervaren juristen van Vijverberg Advocaten en Adviseurs.