Hoge Raad: geen vuistregel ernstige verwijtbaarheid bij grensoverschrijdend gedrag in afhankelijkheidssituatie

In een recent gepubliceerde uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen ruimte is voor de vuistregel dat seksueel grensoverschrijdend gedrag in een afhankelijkheidssituatie, zoals die van een docent jegens een leerling of student, in beginsel ernstige verwijtbaarheid oplevert (ECLI:NL:HR:2022:950). De Hoge Raad gaat daarmee in tegen de conclusie van A-G Wesseling-Van Gent, waarin zij concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het hof en geen aanleiding ziet terug te komen op de eerder door haar geformuleerde vuistregel dat als seksueel grensoverschrijdend gedrag in een afhankelijkheidssituatie vaststaat, er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Wat was er aan de hand?

De feiten in het kort

De zaak gaat over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst van een docent bewegingsleer wegens grensoverschrijdend gedrag jegens studentes en de vraag of daarbij de wettelijke transitievergoeding moet worden betaald. De docent is vanaf 1989 in dienst geweest bij de Hogeschool. In 2006 en 2010 is de docent gewaarschuwd dat er signalen waren dat de fysieke houdingscorrecties tijdens de bewegingslessen vooral bij vrouwelijke studenten tot onduidelijkheid leidden. De docent is daarom in 2006 opgedragen te onderzoeken welke wijzigingen aangebracht konden worden in zijn lesmethode en in 2010 is hem elke vorm van fysiek contact tijdens de bewegingslessen verboden. In 2017 heeft de docent, ondanks het verbod, een studente een volledige lichaamsmassage gegeven en een andere studente een biltik gegeven en daarbij gezegd dat hij dat al langer had willen doen. De Hogeschool heeft daarom ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de docent verzocht. 

De kantonrechter heeft in eerste aanleg de arbeidsovereenkomst van de docent ontbonden en voor recht verklaard dat de docent ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en daarom geen recht heeft op een transitievergoeding. Het gerechtshof ’s Hertogenbosch heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover voor recht is verklaard dat de docent ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en heeft de Hogeschool veroordeeld tot betaling van de wettelijke transitievergoeding. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof vernietigd en terugverwezen. Na verwijzing is de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover daarin voor recht is verklaard dat de docent ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en heeft de Hogeschool veroordeeld tot betaling van de wettelijke transitievergoeding. 

Cassatie 

In cassatie staat centraal of als uitgangspunt geldt dat het aan de docent verweten gedrag in de arbeidsverhouding met de Hogeschool in beginsel ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:673, lid 7, aanhef en onder c, BW inhoudt. De Hogeschool betoogt dat het hof de eerder door A-G Wesseling-van Gent geformuleerde vuistregel heeft miskend en het oordeel van het hof moet worden vernietigd. 

Oordeel Hoge Raad 

De Hoge Raad stelt in zijn oordeel voorop dat op het in artikel 7:673, lid 1, BW neergelegde recht van de werknemer op een transitievergoeding enkele uitzonderingen bestaan. Eén van deze uitzonderingen doet zich voor indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten (artikel 7:673, lid 7, aanhef en onder c, BW). Vanwege de beperkte reikwijdte van deze bepaling moet met de toepassing van deze uitzondering terughoudend worden omgegaan. Bij de beoordeling of voorgaande uitzonderingsgrond van toepassing is, moeten volgens de Hoge Raad de omstandigheden van het geval worden betrokken voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werknemer dat tot het ontslag heeft geleid. Hieronder valt ook het handelen of nalaten van de werkgever.

Daarmee strookt niet om de rechter ertoe te verplichten tot uitgangspunt te nemen dat een werknemer gezien het gedrag waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt een ernstig verwijt treft en aldus het onderzoek naar de ernstige verwijtbaarheid te beperken tot de vraag of zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die meebrengen dat de werknemer in zijn rechtsverhouding tot de werkgever toch geen ernstig verwijt treft, aldus de Hoge Raad. Het uitgangspunt zou volgens de Hoge Raad ook onvoldoende recht doen aan de verantwoordelijkheid van een werkgever om grensoverschrijdend gedrag in zijn organisatie zoveel mogelijk te voorkomen en bij signalen van grensoverschrijdend gedrag daartegen op te treden.  

Kortom: de Hoge Raad heeft geen vuistregel aangenomen dat als seksueel grensoverschrijdend gedrag in een afhankelijkheidssituatie vaststaat, er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.