Verplicht aanvullende en na-wettelijke uitkering bij ontbinding wegens verstoorde arbeidsrelatie?

In onder meer de Cao SGO is opgenomen dat de werkgever bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie een ‘passende regeling’ moet treffen voor de werknemer. Dit volgt uit artikel 10.24, lid 1 Cao SGO. Wat wordt precies verstaan onder een passende regeling?
 
Relevant is daarbij dat het tweede lid van artikel 10.24 Cao SGO bepaalt dat de werkgever bij het bepalen van wat een passende regeling is, voor zover dat redelijk en billijk is, onder meer de inhoud betrekt van paragraaf 1 en 2 van hoofdstuk 10 van de Cao SGO. Laatstgenoemde paragrafen gaan over de toekenning van een aanvullende en na-wettelijke uitkering.  

De rechtbank Gelderland doet op 23 maart 2021 uitspraak over de vraag of artikel 10.24 Cao SGO de werknemer aanspraak geeft op een aanvullende en na-wettelijke uitkering (ECLI:NL:RBGEL:2021:1386). De rechtbank constateert dat geen toelichting bestaat op de Cao SGO, dus hieruit kan de bedoeling van artikel 10.24 niet worden afgeleid. De rechtbank gaat daarom uit van de tekst van artikel 10.24, gelezen in het licht van de overige bepalingen in de Cao SGO. Vast staat dat de werknemer aanspraak heeft op de aanvullende en na-wettelijke uitkering als het dienstverband is beëindigd vanwege disfunctioneren van een werknemer. Niet valt in te zien waarom dat in geval van beëindiging van het dienstverband vanwege een niet aan de werknemer te wijten verstoorde arbeidsverhouding anders zou moeten zijn. Aangezien de werkgever dit ook niet heeft toegelicht, moet in dit geval onder ‘passende regeling’ in ieder geval worden verstaan dat de werknemer aanspraak kan maken op de aanvullende en na-wettelijke uitkeringen.

Wil je meer weten over de Cao SGO? Schrijf je dan nu in voor de cursus Cao SGO!