Kantonrechter: terugvorderen studiekosten in strijd met redelijkheid en billijkheid

Met een werknemer (leerling-monteur) is een studieovereenkomst gesloten. Hierin is opgenomen dat over € 8.000,- een terugbetalingsregeling conform het personeelshandboek geldt als de werknemer binnen drie jaar uit dienst gaat. Circa negen maanden later laat de werkgever weten dat de arbeidsovereenkomst, die is aangegaan voor de duur van een jaar, niet wordt verlengd. De werkgever brengt vervolgens € 6.000,- aan studiekosten bij de werknemer in rekening. Een deel daarvan wordt verrekend met het loon. Het andere deel dient de werknemer nog aan de werkgever te betalen. De werknemer doet dat niet en de werkgever start een procedure (Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20 augustus 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:5729).

Studiekostenbeding nietig?

De kantonrechter overweegt dat het studiekostenbeding niet nietig is in de zin van artikel 7:611 lid 4 BW. Het deel van de studiekosten dat de werkgever terugvordert ziet namelijk op interne scholing voor het behalen van competenties die niet noodzakelijk waren voor het uitoefenen van de functie. Ook was er geen verplichting voor de werkgever om scholing aan te bieden op grond van Unierecht, nationaal recht of de cao.

De Hoge Raad over terugbetalen

Het hangt af van de omstandigheden van het geval of het studiekostenbeding ertoe leidt dat de werknemer de studiekosten moet terugbetalen. De Hoge Raad heeft bepaald dat het systeem van de wet zich niet verzet tegen studiekostenbedingen waarin staat:

  1. gedurende welke tijdsspanne de werkgever wordt geacht baat te hebben bij de opleiding die de werknemer heeft gevolgd;
  2. dat de werknemer loon moet terugbetalen als de arbeidsovereenkomst tijdens of onmiddellijk na afloop van de studieperiode eindigt;
  3. dat de terugbetalingsverplichting vermindert naarmate de arbeidsovereenkomst voortduurt, tijdens de tijdsspanne bedoeld bij punt 1 (glijdende schaal).

Voor het antwoord op de vraag of een terugbetalingsverplichting geldt, is volgens de Hoge Raad verder van belang:

  • of de werkgever de ernstige consequenties van het beding duidelijk aan de werknemer uiteen heeft gezet; en
  • of de werkgever niet in strijd handelt met de goede trouw. Dit kán aan de orde zijn als de werkgever zelf het initiatief heeft genomen tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Beoordeling in deze kwestie

Aan de drie voorwaarden werd in dit geval voldaan. De informatie volgde uit de in het personeelshandboek genoemde schema. Volgens de werknemer was dit onvoldoende duidelijk, maar de kantonrechter vond dat het onder de gegeven omstandigheden op de weg van werknemer lag om meer navraag te doen, als er voor hem toch nog onduidelijkheden waren over het studiekostenbeding. De werknemer heeft namelijk al voordat de arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen per e-mail navraag gedaan over de terugbetalingsregeling . Werkgever heeft geantwoord dat het voor de terugbetalingsregeling niet uitmaakte wie de arbeidsovereenkomst zou beëindigen. Daarnaast heeft de werknemer tijdens de zitting aangegeven dat hij wist dat hij tekende voor een studiekostenbeding.

Dit betekent in beginsel dat de werknemer de resterende studiekosten zou moeten terugbetalen. De werknemer wordt hier echter geholpen door de eisen van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) en de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW). De bevoegdheid van de werkgever om studiekosten via een beding terug te vorderen wordt namelijk door die eisen begrensd. In dit geval zijn die grenzen volgens de kantonrechter overschreden. De kantonrechter geeft daarvoor samengevat de volgende redenen. De werkgever heeft het initiatief genomen de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Volgens de werkgever was er onvoldoende vertrouwen in het voortzetten van de samenwerking, maar de werknemer betwistte dit. Er is volgens de kantonrechter uit de stukken en op de zitting onvoldoende duidelijk geworden wat de basis is van het gebrek aan vertrouwen om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Er is dus niet komen vast te staan dat de werknemer er met zijn handelen ten minste mede toe heeft bijgedragen dat de arbeidsovereenkomst niet is verlengd. Onder deze omstandigheden is het volgens de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de werkgever de werknemer houdt aan het studiekostenbeding en overgaat tot verrekening van de opleidingskosten. De werkgever kan geen aanspraak maken op de studiekosten uit de overeenkomst.

Vragen of advies nodig? Bel ons: 079 - 3631919.