Raad van State: positieve weigering op grond van de Wet natuurbescherming is géén referentiesituatie

Op 3 september verduidelijkte de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangrijk punt voor de natuurbeschermingspraktijk. Een positieve weigering op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) levert géén referentiesituatie op. De effecten van activiteiten die positief zijn geweigerd, mogen niet als mitigerende (ook wel verzachtende) maatregel worden meegenomen in een passende beoordeling. De lijn is helder: zonder vergunning of feitelijk benut recht, geen basis om ‘weg te strepen’.

Hoe zat het ook alweer?

Voordat een vergunning wordt verleend voor projecten en plannen buiten een Natura 2000-gebied, moeten twee stappen worden doorlopen. Allereerst moet worden beoordeeld of het project of plan significante effecten kan hebben op het natuurgebied. Dit noemt men de voortoets. Als significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, dan is een natuurvergunning nodig en komt er een passende beoordeling aan te pas. De passende beoordeling stelt vast of het plan of project de natuurlijke kenmerken van het gebied aantast. In deze passende beoordeling mogen mitigerende maatregelen worden meegenomen.

Referentiesituatie

Zowel in de voortoets als bij de passende beoordeling is de referentiesituatie relevant. Bij de voortoets vanwege de vraag of het beoogde project een voortzetting is van hetzelfde project waarvoor eerder toestemming is verleend, of dat sprake is van een gewijzigd of nieuw project. Bij de passende beoordeling vanwege de vraag of mitigerende maatregelen mogelijk zijn (zoals intern salderen). Dit is onder andere bepaald in de Rendac-uitspraak van 18 december 2024, waarnaar de Afdeling ook nu verwijst. De referentiesituatie wordt bepaald door een natuur- of milieutoestemming. Dat kan zijn wat op grond van een geldige natuurvergunning aanwezig is of had mogen zijn. Of wat op grond van een milieutoestemming is toegestaan en feitelijk aanwezig is. Structureel onbenutte ruimte uit een milieutoestemming telt niet mee.

Terug naar de uitspraak

Met de uitspraak van 3 september verduidelijkt de Afdeling de lijn van de Rendac-uitspraak. De vraag die voorligt is of een positieve weigering aangemerkt moet worden als natuurtoestemming, bij het bepalen van de referentiesituatie. Een positieve weigering houdt in dat een aangevraagde vergunning wordt geweigerd, omdat de aangevraagde activiteiten niet vergunningplichtig zijn. De Raad van State stelt vast dat een positieve weigering géén referentiesituatie oplevert, omdat een natuurtoestemming de rechtspositie van de vergunninghouder beïnvloedt, maar een positieve weigering niet. Een positieve weigering staat dus niet gelijk aan een verleende natuurvergunning en kan niet gebruikt worden als natuurtoestemming.

Met deze aanvulling wordt de lijn van de Afdeling duidelijker en strikter: projecten en plannen nabij Natura 2000‑gebieden kunnen niet rekenen op ‘papieren’ onderleggers uit het verleden. Wat betekent dit in de praktijk? Controleer lopende dossiers op het gebruik van positieve weigeringen als referentie en herzie zo nodig de voortoets of passende beoordeling. Leg de referentiesituatie vast als dat kan (met verleende vergunningen of milieutoestemmingen en het feitelijk gebruik, zonder onbenutte ruimte).

De strenge bescherming van Natura 2000‑gebieden vergroot de rechtszekerheid en verkleint de ruimte voor rek in de onderbouwing. Wie tijdig zijn referentiesituatie op orde brengt, voorkomt vertraging en discussie in vergunningprocedures en bij de rechter.

Vragen op het gebied van het natuurbeschermingsrecht? Neem vrijblijvend contact met ons op.