Minister past wetsvoorstel VBAR aan: criteria ondernemerschap nu even zwaar als criteria werknemerschap
Demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (hierna: ‘VBAR’) ingrijpend gewijzigd. De aanpassing volgt op stevige kritiek vanuit de rechtspraktijk en betekent een fundamentele wijziging in de wijze waarop beoordeeld wordt of iemand als zelfstandige of werknemer werkzaam is.
Ondernemerschap telt even zwaar mee
Een belangrijke wijziging in het voorstel is dat de criteria voor zelfstandig ondernemerschap even zwaar gaan wegen als die voor werknemerschap. In de eerdere versie van het wetsvoorstel speelden de kenmerken van extern ondernemerschap, zoals het actief werven van klanten en zich profileren als ondernemer, slechts een rol als er geen duidelijk uitkomst volgde uit de beoordeling van de criteria voor werknemerschap of zelfstandigheid binnen de opdracht. Dat is nu anders. Deze benadering sluit aan bij recente rechtspraak, zoals het oordeel van de Hoge Raad in de zaak Uber/FNV, waarin is bevestigd dat alle omstandigheden, waaronder ondernemerschap, gelijkwaardig moeten worden gewogen.
Rechtsvermoeden bij uurtarief onder € 36,-
Het wetsvoorstel bevat daarnaast een zogenoemd rechtsvermoeden van werknemerschap. Wie minder dan € 36,-per uur verdient, mag voortaan stellen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De bewijslast ligt dan bij de opdrachtgever. Deze grens, die jaarlijks meegroeit met het minimumloon, is bedoeld om de rechtspositie van laagbetaalde zzp’ers te versterken en schijnzelfstandigheid te verminderen.
Vervolg
Als de Tweede Kamer instemt met het voorstel, wordt het doorgestuurd naar de Eerste Kamer. Als de Eerste Kamer ook instemt met het wetsvoorstel, dan treedt de wet volgens planning op 1 juli 2026 in werking.
Conclusie
Vijverberg Advocaten & Adviseurs volgt de ontwikkelingen rond VBAR op de voet. Als u twijfelt hoe uw arbeidsrelatie zich kwalificeert, kunnen wij een zzp-check voor u doen.