Kantonrechter oordeelt: rechtsverhouding tussen bestuurder en opdrachtgever is wel een arbeidsovereenkomst
Een voormalig bestuurder van een bedrijf stapte naar de rechter toen haar contract werd beëindigd. Volgens haar was zij geen zelfstandig ondernemer, maar een werknemer. De kantonrechter gaf haar gelijk: ondanks haar formele status als bestuurder, was er sprake van een arbeidsovereenkomst.
Feiten
Een voormalig statutair bestuurder van PureCE betoogt met succes dat de rechtsverhouding tussen haar en het bedrijf moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. De bestuurder richtte een eenmanszaak op en begon via een detacheringsbureau werkzaamheden te verrichten voor PureCE. Haar taken bestonden onder meer uit het registreren van medische hulpmiddelen, de financiële administratie en het vervullen van de functie ‘Person Responsible for Regulatory Compliance’. Zij was richting de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) verantwoordelijk voor de naleving van wet- en regelgeving.
Op initiatief van PureCE werd met ingang van 1 oktober 2022 een managementovereenkomst gesloten. Tegelijkertijd werd zij als statutair bestuurder ingeschreven in het handelsregister. In werkelijkheid was zij de enige medewerker binnen het bedrijf en voerde zij haar werkzaamheden uit onder nauw toezicht van de opdrachtgever. Aan de bestuurder werd vervolgens een businesscontract aangeboden, waarbij de vergoeding fors lager werd, terwijl de werkzaamheden gelijk bleven. Dit gebeurde in een periode waarin de financiële situatie van PureCE verslechterde. Om die reden werd dit contract met een tijdelijke verlaging van de vergoeding aangeboden. Zij ondertekende dit contract onder druk van de omstandigheden, met PureCE als enige inkomstenbron. Op 23 december 2024 gaf de opdrachtgever van PureCE mondeling aan dat het contract met ingang van 31 januari 2025 zou eindigen.
Standpunt werknemer
De bestuurder stelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Zij voerde aan dat zij structureel fulltime voor PureCE werkte, zonder commerciële risico’s, zonder ondernemersactiviteiten, en volledig onder gezag van PureCE. Iedere woensdag kreeg zij gedetailleerde instructies. Zij had geen beleidsruimte en kon geen beslissingen zelfstandig nemen. De hoogte van haar vergoeding lag laag en werd bepaald door PureCE. De vergoeding ontving zij ook in periodes waarin zij ziek of met vakantie was. Bovendien moest zij opleidingen volgen op aanwijzing van PureCE en stond zij onder grote tijdsdruk, waardoor zij haar werkzaamheden niet vrij kon inrichten. De werkzaamheden waren volgens haar ingebed in de kernactiviteit van PureCE en dienden persoonlijk door haar te worden uitgevoerd. Volgens haar was er geen sprake van zelfstandig ondernemerschap, maar van werknemerschap. Om deze reden heeft PureCE de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opgezegd.
Standpunt werkgever
PureCE stelt dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake is. Volgens het bedrijf werkte de bestuurder op basis van overeenkomsten van opdracht via haar eenmanszaak. Ook werd zij met ingang van 1 oktober 2022 benoemd tot statutair bestuurder. PureCE benadrukt dat zij haar werk zelf kon organiseren, dat er geen sprake was van gezag en dat de vergoeding in lijn met een opdrachtovereenkomst op basis van een vaste fee werd uitbetaald. PureCE voert verder aan dat de businessovereenkomst duidelijk tijdelijk van aard was en dat de overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd.
Oordeel van de kantonrechter
De rechter stelt vast dat de feitelijke uitvoering van de samenwerking bepalend is voor de kwalificatie van de rechtsverhouding. Daarbij kijkt de rechter niet alleen naar de bewoordingen in de overeenkomst, maar vooral naar hoe partijen feitelijk uitvoering gaven aan hun afspraken. Uit het dossier blijkt dat sprake was van persoonlijke arbeid, loon en gezag. De bestuurder werkte uitsluitend voor PureCE, voerde uitvoerende werkzaamheden uit onder dagelijkse aansturing van PureCE en liep geen commercieel risico. Ook de betaling van loon tijdens ziekte en vakantie, en het ontbreken van ondernemersrisico, wijzen op een arbeidsovereenkomst. De rechter oordeelt daarom dat de werkneemster op basis van een arbeidsovereenkomst werkte. De opzegging op 23 december 2024 voldoet niet aan de wettelijke eisen. Er is geen toestemming van het UWV verkregen en de werkneemster heeft niet ingestemd met de beëindiging. Daarmee is de opzegging niet rechtsgeldig. De werkneemster komt in aanmerking voor een billijke vergoeding.
Conclusie
Deze uitspraak laat zien dat niet de formele contractsvorm, maar de feitelijke uitvoering van het werk doorslaggevend is voor de kwalificatie van een arbeidsrelatie. Twijfelt u of uw zzp-constructie wel voldoet aan de Wet DBA? Vijverberg Advocaten & Adviseurs helpt u graag door een zzp-check uit te voeren.