Vermindering van salaris als straf bij de politie

Op 6 november 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep een interessante uitspraak gedaan over de uitleg van artikel 77 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De korpschef mocht een ambtenaar de straf opleggen van plaatsing in een lagere salarisschaal mét vermindering van salaris. Volgens de ambtenaar biedt de Barp die mogelijkheid niet, maar volgens de Centrale Raad van Beroep is dit wel mogelijk. Wat de overwegingen daartoe waren, leest u in dit nieuwsbericht.

De korpschef legt bij besluit van 10 augustus 2020 aan de ambtenaar de straf op van plaatsing in een salarisschaal waarvoor een lager maximumsalaris geldt. Hij baseert zich daarbij op artikel 77 van het Barp, eerste lid, aanhef en onderdeel i. Door dit besluit gaat de ambtenaar van schaal 7, trede 7 naar schaal 6, trede 8. De ambtenaar gaat in beroep tegen de straf.

Volgens de rechtbank is het op basis van het Barp mogelijk  een ambtenaar terug te plaatsen in een lagere salarisschaal met vermindering van salaris. Dat was ook het geval bij de voorlopers van het Barp. Als het volgens het Barp niet meer mogelijk was om terug te gaan in salaris, dan had de wetgever daar volgens de rechtbank expliciet op moeten ingaan in de Nota van Toelichting. Dat is niet gedaan. De ambtenaar stelt dat in de voorlopers van het Barp expliciet stond benoemd dat terugplaatsing in salaris was toegestaan en, nu dat niet het geval is in het Barp, achteruitgang in salaris dan ook niet mogelijk is. De ambtenaar is van mening dat hij in schaal 6, trede 9 had moeten worden geplaatst. Dat is namelijk hetzelfde salarisbedrag als schaal 7, trede 7 en daarmee wordt zijn salaris niet (direct) verminderd. De rechtbank volgt dat standpunt niet. 

Artikel 77
 

  1. Aan de ambtenaar, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar, kunnen de volgende straffen worden opgelegd: 
g. het niet meetellen van een verdere diensttijd van ten hoogste vier jaren voor de vaststelling van het salarisnummer;
h. schorsing voor een bepaalde tijd met gehele of gedeeltelijke inhouding van de bezoldiging;
i. plaatsing in een salarisschaal waarvoor een lager maximumsalaris geldt; of
j. ontslag.


De ambtenaar gaat in hoger beroep en blijft bij zijn standpunt dat het Barp niet expliciet benoemt dat het salaris kan worden verminderd. Ook stelt de ambtenaar dat het eerste lid van artikel 77 van het Barp geen rangorde in zwaarte kent, omdat bijvoorbeeld de straf onder g hem meer financieel nadeel zou opleveren. Volgens hem zou de volgorde ten opzichte van de voorlopers van het Barp zijn gewijzigd.

De Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) kijkt naar de totstandkoming van de bepaling in het Barp. Bij de opzet van het Barp zijn de voorlopers als uitgangspunt gebruikt en in de Nota van Toelichting zijn alleen afwijkende bepalingen toegelicht. Bij de inwerkingtreding van het Barp is de straf van plaatsing in een lagere salarisschaal onbedoeld niet overgenomen, maar dit is later, zonder toelichting op de straf, alsnog gebeurd. Volgens de Raad zijn er dan ook geen aanknopingspunten om te stellen dat vermindering van het salaris bij deze straf niet meer mogelijk is. Verder is de Raad van oordeel dat artikel 77 lid 1 van het Barp wél een opbouw in zwaarte van straffen kent. De straf van plaatsing in een lagere salarisschaal kan namelijk zonder beperking in tijd worden opgelegd en heeft daarmee grotere gevolgen dan voorgaande straffen. De uitleg van de ambtenaar zou ertoe leiden dat de straf niet directe financiële gevolgen heeft. Dat zou volgens de Raad afbreuk doen aan het gewenste effect van de straf. Het hoger beroep slaagt dan ook niet.