Vergunningen terecht aan apotheekhoudende huisartsen verleend

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: minister) heeft in 2019 aan twee apotheekhoudende huisartsen een vergunning verleend voor het bereiden en het ter hand stellen van geneesmiddelen. Op grond van de geneesmiddelenwet wordt een vergunning daartoe verleend als de afstand tussen de meest dichtbij dat gebied gevestigde apotheker en de in dat gebied meest dichtbij die apotheek wonende potentiële patiënt ten minste 4,5 kilometer is gemeten over de voor het gemotoriseerde verkeer bestemde weg (artikel 61, tiende lid, van de geneesmiddelenwet).

Een nabij gevestigde apotheekhoudende huisarts (hierna: eiser) is het hier niet mee eens en maakt bezwaar. Volgens eiser bedraagt de kortste afstand tussen de patiënten van de huisartsenpraktijk en de meest dichtbij gelegen apotheek 25,9 kilometer over de weg, maar minder dan 3,5 kilometer als gebruik wordt gemaakt van de veerverbinding. Volgens eiser hadden de aanvragen voor een vergunning dan ook moeten worden afgewezen.

De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de veerverbinding als een “voor gemotoriseerd verkeer bestemde weg” aangemerkt moet worden. De rechtbank beantwoord deze vraag ontkennend.

Uit de wetsgeschiedenis bij de totstandkoming van de geneesmiddelenwet blijkt dat bij het toepassen van het afstandscriterium de afstand moet worden gerekend van deur tot deur over de openbare weg. In het verlengde hiervan heeft de Afdeling hierover overwogen dat “Het zinsdeel, dat de afstand dient te worden bepaald over de openbare weg, dient ter omschrijving van de wijze waarop dient te worden gemeten en de route die daarbij dient te worden gevolgd. Het meten van de afstand hemelsbreed of over een niet openbare weg is daarmee uitgesloten” (ECLI:NL:RVS:2014:3881). Daarnaast heeft de rechtbank in een eerdere kwestie voor het begrip “weg” aansluiting gezocht bij de algemene wetgeving, zijnde de Wegenverkeerswet. Daarin is het begrip “wegen” omschreven als: “alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten”. De rechtbank heeft in die uitspraak overwogen dat een rivier daar niet onder valt (zie rechtsoverweging 13).

De rechtbank is van oordeel dat een veerverbinding geen (openbare) weg is en ook niet gelijk kan worden gesteld met een verbinding via een weg. Nu de afstand niet over de route over de rivier berekend kan worden, is de afstand vanaf het aangevraagde gebied naar de andere apotheek 25,9 kilometer. Het voorgaande betekent dat verweerder op grond van artikel 61, tiende en elfde lid, van de geneesmiddelenwet dan ook gehouden was vergunning te verlenen en dan ook terecht de vergunning heeft verleend voor de bereiding en verstrekking van geneesmiddelen aan hun patiënten.

Zie: ECLI:NL:RBLIM:2022:4598 en ECLI:NL:RBLIM:2022:4600