Schending onschuldpresumptie, maar toch terecht strafontslag gemeenteambtenaar

In een recente uitspraak van 19 mei 2022 gaat de Centrale Raad van Beroep in op het strafontslag van een ambtenaar van de gemeente Heerlen (ECLI:NL:CRVB:2022:945). De gemeente ontsloeg de ambtenaar wegens plichtsverzuim en motiveerde dit besluit met het voornemen van het Openbaar Ministerie (OM) om de ambtenaar te vervolgen voor wapenbezit en witwassen. Daarmee heeft de gemeente de onschuldpresumptie, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), geschonden. Toch blijf het ontslag in stand. Hoe de Centrale Raad tot dit oordeel komt, leest u in dit nieuwsbericht.

Achtergrond

De ambtenaar is ruim tien jaar bij de gemeente Heerlen werkzaam geweest als secretaresse op het terrein van onderwijs. Zij had toegang tot privacygevoelige gegevens over jongeren en hun ouders. Begin april 2016 vindt een strafrechtelijk onderzoek plaats naar drugshandel en witwassen, waarbij een politie-inval plaatsvindt in de woning van de partner van de vrouw. Zij is op dat moment in de woning aanwezig en wordt aangehouden. Vanwege onduidelijkheid over de reden en achtergrond van haar aanhouding verleent de gemeente haar een week later buitengewoon verlof. Medio mei laat het OM weten dat de vrouw zal worden vervolgd wegens wapenbezit en het witwassen van een Porsche.

Bij besluit van 3 oktober 2017 wordt de medewerkster geschorst en spreekt het college het voornemen uit de vrouw strafontslag te verlenen wegens ernstig plichtsverzuim. Het college baseert het plichtsverzuim op het voornemen van het OM de medewerkster strafrechtelijk te vervolgen. Bij besluit van 2 november 2017 wordt het strafontslag verleend. Daaraan legt het college ten grondslag dat de medewerkster ten tijde van de politie-inval heeft geprobeerd een vuurwapen te verbergen, dat zij een wapen bezat, en het witwassen van een Porsche. Volgens het college had de vrouw zich van deze gedragingen moeten onthouden en de schijn van betrokkenheid moeten voorkomen.

Oordeel van de Centrale Raad

De medewerkster is het niet eens met het ontslag en voert in hoger beroep aan dat het college met het strafontslag de in artikel 6 EVRM neergelegde onschuldpresumptie heeft geschonden. De medewerkster was ten tijde van het besluit niet strafrechtelijk veroordeeld voor de gedragingen die aan het strafontslag ten grondslag zijn gelegd.

Volgens de Centrale Raad is, gezien de motivatie van het besluit, een verband aanwezig tussen het strafontslag en de lopende strafzaak. Artikel 6 EVRM is dan ook van toepassing. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kan worden opgemaakt dat sprake is van schending van de onschuldpresumptie als een rechterlijke beslissing of een uiting van een ambtenaar een oordeel weergeeft over de schuld van iemand die is aangeklaagd voor strafbare feiten, voordat de schuld van die persoon in een strafrechtelijke procedure is komen vast te staan.

Disciplinaire maatregelen vanwege gedragingen in verband met een lopende strafrechtelijke procedure zijn niet uitgesloten. Een bestuursrechtelijke procedure hoeft ook niet te worden aangehouden in afwachting van afronding van de strafrechtelijke procedure. De onschuldpresumptie moet echter wel in acht worden genomen. Dat heeft de gemeente volgens de Centrale Raad niet gedaan.

Het ontslag laat de Centrale Raad wel in stand. Door een pistool te verbergen voor de politie heeft de ambtenaar zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Dit strafbare feit is door de politie aannemelijk gemaakt en staat daarom voldoende vast. Het strafontslag is bovendien ook evenredig aan het plichtsverzuim, omdat het gaat om een ernstig verwijt. Nu de medewerkster toegang had tot gevoelige informatie, heeft zij het aanzien, vertrouwen en de integriteit ten opzichte van meerdere gemeenten geschaad. Het inkomen van de vrouw en haar jarenlange staat van dienst wegen hier niet tegen op.

De les uit deze uitspraak? Formuleer de gedragingen die worden gekwalificeerd als plichtsverzuim nauwkeurig en zorg ervoor dat de gedraging niet vooruitloopt op een rechterlijk oordeel.