Een ziekenhuis doet een verzoek om tijdelijk een hogere bezoldiging toe te mogen kennen aan een bestuurder dan op grond van de Wet normering topinkomens is toegestaan. De minister wijst dat verzoek af. De rechter oordeelt dat de minister bij een dergelijk verzoek beoordelingsruimte heeft. De rechter toetst of geen onredelijk gebruik is gemaakt van de beoordelingsruimte.
De omzet van het ziekenhuis is fors minder dan het omzetcriterium van € 500 miljoen. Dit criterium is onderdeel van de vaste gedragslijn van de minister. Daarnaast zijn de karakteristieken van de instelling niet zodanig dat er reden is af te wijken van het bezoldigingsmaximum. Dat de bestuurder bij aantreden te maken kreeg met een bestuurlijk vacuüm waarin belangrijke beslissingen waren uitgesteld en hij de opdracht had om de samenwerking tussen diverse locaties te coördineren maakt dit niet anders. Het bestuurlijk vacuüm waar de bestuurder bij zijn aantreden mee te maken kreeg was slechts tijdelijk, en gelet op de functieomschrijving wordt hij geacht hiermee om te kunnen gaan. Ook het feit dat de bestuurder door een overstap vanuit een ander ziekenhuis niet meer onder het overgangsrecht valt, waardoor de bezoldiging omlaag is gegaan is geen reden een uitzondering op het bezoldigingsmaximum te maken. Er is geen sprake van een exceptionele situatie. De minister heeft geen onredelijk gebruik gemaakt van de beoordelingsruimte.
Klik hier voor de volledige uitspraak.