CBG mocht weigeren deel van informatie over verdovingsmiddel openbaar te maken op grond van de Wob

Deze week deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uitspraak over de weigering door het College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) om een deel van de informatie te verstrekken over het middel articaïne, een lokaal verdovingsmiddel (anestheticum) dat veel door tandartsen wordt gebruikt. Bosscher Stichting, een stichting voor slachtoffers van lokale anesthesie, had om de informatie gevraagd via een Wob-verzoek. De stichting wilde de informatie gebruiken ten behoeve van het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek naar gezondheidsklachten die worden toegeschreven aan het gebruik van lokale anaesthetica. Het CBG is gedeeltelijk aan dat verzoek tegemoet gekomen, maar besloot een deel van de documenten uit de zogenoemde registratiedossiers niet openbaar te maken omdat het persoonsgegevens bevat.

In hoger beroep besloot de Afdeling dat het CBG een nieuw besluit moest nemen en per categorie moest beoordelen of de documenten openbaar moet worden gemaakt, al dan niet door persoonsgegevens weg te lakken (201309703/1). Op het hernieuwde besluit ging de stichting weer in beroep. In april 2016 deed de Afdeling een zogenoemde tussenuitspraak (201502782/1). In deze tussenuitspraak bepaalde de Afdeling dat het CBG de hoeveelheid en aard van de volledig geweigerde documenten niet genoeg inzichtelijk en kenbaar heeft gemaakt. Het CBG kreeg veertien weken de tijd om dit te herstellen. In de uitspraak van 1 februari 2017 oordeelt de Afdeling samengevat als volgt.

Samengevatte overwegingen uit de uitspraak

De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het CBG de opdracht uit de tussenuitspraak te beperkt heeft opgevat. In de bij het besluit gevoegde inventarislijsten is de globale inhoud van de documenten vervat. Het CBG was niet gehouden meeromvattende inventarislijsten bij te voegen. De Wob verplicht daartoe niet.

Het CBG heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op de voorgenomen openbaarmakingen. Nu de zienswijzen betrekking hebben op de inhoud van de documenten en de reden om openbaarmaking van passages te weigeren, kan het CBG in het besluit volstaan met het weergeven van een samenvatting van de zienswijze en een algemene reactie hierop.

Wat betreft de weigeringsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob overweegt de Afdeling onder meer dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wob volgt dat bedrijfs- en fabricagegegevens ook als vertrouwelijk worden beschouwd indien geen sprake is van vermelding van het woord ‘vertrouwelijk’ of een synoniem daarvan. Het standpunt dat openbaarmaking van bedrijfs- en fabricagegegevens alleen kan worden geweigerd als sprake is van een vastgestelde vertrouwelijkheid in een vertrouwelijkheidsovereenkomst, wordt door de Afdeling dan ook niet gevolgd.