Vermoeden van frauduleus handelen

Een overheidsorganisatie constateert dat de verstrekking van documenten en de inkomsten via de kassa geen gelijke tred houden. De verdenking valt op een medewerker.

In overleg met een recherchebureau worden video-opnamen gemaakt van de medewerker die de kassa bedient. Het recherchebureau wijst de betreffende medewerker aan als de dader, waarna de werkgever strafontslag wil verlenen. Een adviseur van Vijverberg wordt ingeschakeld voor het rechtspositionele traject. Bij bestudering van het rapport van het recherchebureau blijkt dat het daderschap nog niet vaststaat en dat vooral sprake is van verdenkingen. De medewerker ontkent in alle toonaarden. De werkgever doet aangifte bij de politie, maar de aangifte wordt geseponeerd. Ondanks de twijfel besluit de werkgever toch strafontslag te verlenen. Dit ontslag houdt uiteindelijk geen stand bij de rechter.