Ontslag op andere gronden: wat is de inhoud van de minimum uitkeringsregeling?

Ambtenarenrecht

De (minimum) uitkeringsregeling bij ontslag op andere gronden in de gemeentelijke rechtspositieregeling genoot recent warme belangstelling van de Centrale Raad van Beroep en de werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector gemeenten. De Raad heeft in twee interessante uitspraken zijn oordeel daarover gegeven. Ook wordt de betreffende bepaling in de gemeentelijke rechtspositieregeling (CAR/UWO) binnenkort aangescherpt. Tijd voor een Update!

Uitkering bij ontslag op andere gronden

De meeste ambtelijke rechtspositieregelingen kennen de mogelijkheid van een ontslag op andere gronden. Deze ontslaggrond wordt met name toegepast als sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding waarbij een vruchtbare werkrelatie ontbreekt of een impasse is ontstaan. In de verschillende rechtspositieregelingen is geregeld op welke minimum uitkeringsregeling de ambtenaar bij een ontslag op andere gronden aanspraak kan maken.

  Bepaling in rechtspositie Minimum uitkering
Rijk Artikel 99 ARAR WW + BW
Provincies Artikel B.9, onder P CAP

Artikel 19, Regeling aanvullende

voorzieningen bij werkloosheid

WW + BW
Gemeenten Artikelen 8:8 en 10d:4 CAR/UWO Passende regeling
Waterschappen Artikelen 8.1.8, 9.2.1 en 9.2.14 SAW WW + BW
Politie Artikelen 95 en 97 Barp WW + BW
Universiteiten Artikelen 7.3, 8.4 (redelijke grond) en

8.10 CAO Universiteiten

WW + BW

BW = bovenwettelijke uitkering

Passende regeling

In de gemeentelijke rechtspositieregeling (CAR/UWO) is bepaald dat het bevoegd gezag voor de ambtenaar die op grond van artikel 8:8 CAR/UWO (op andere gronden) wordt ontslagen een passende regeling moet treffen. Voorts geldt tot (uiterlijk) 1 april 2013 dat bij het vaststellen van deze regeling 'de voorzieningen bij werkloosheid uit hoofdstuk 10d CAR/UWO, voor zover dat redelijk en billijk is' moeten worden betrokken Het gaat in dat hoofdstuk 10d om de volgende voorzieningen: de re-integratieactiviteiten, de aanvullende uitkering (die loopt naast de WW-uitkering) en de nawettelijke uitkering (die volgt op de WW-uitkering).

Anders dan andere ambtelijke regelingen geeft de gemeentelijke rechtspositieregeling het bevoegd gezag dus de ruimte om naar eigen inzicht een passende regeling vast te stellen, die redelijk en billijk is, maar zonder dat een minimum regeling wordt voorgeschreven.

In de uitspraak van 2 augustus 2012 (LJN: BX3521) oordeelde de Centrale Raad van Beroep anders. De Raad was namelijk van mening dat de minimum uitkeringsregeling moest worden toegekend en dat de gemeenteambtenaar bij een ontslag op andere gronden in het algemeen aanspraak maakt op een voorziening die ten minste gelijk is aan WW-uitkering en volledige bovenwettelijke (zowel aanvullende als na-wettelijke) uitkering. Daarmee neemt de Raad - ondanks de tekst van de rechtspositiebepaling – feitelijk een strikter standpunt in dan de regelgever in de CAR/UWO.

Redelijkheid en billijkheid

In een recente uitspraak van 14 februari 2013 (LJN: BZ1337) heeft de Raad zijn oordeel dat een gemeenteambtenaar bij een ontslag op andere gronden aanspraak kan maken op bovengenoemde minimum uitkering, weer enigszins genuanceerd. De omstandigheden van die zaak geven naar het oordeel van de Raad namelijk aanleiding om de bepaling in de CAR/UWO - dat bij ontslag op andere gronden een passende regeling moet worden getroffen 'voor zover dat redelijk en billijk is' verder in te vullen. In deze zaak had de ambtenaar door haar onbuigzame houding en onnavolgbare gedrag, in overwegende mate bijgedragen aan het ontstaan en voortbestaan van de verstoorde arbeidsverhouding. Daarom vond de Raad dat het bevoegd gezag in redelijkheid niet verplicht kon worden de ambtenaar aanspraak te geven op een volledige bovenwettelijke uitkering. Vanwege het overwegend aandeel van de ambtenaar in het conflict, vervalt de aanspraak op een nawettelijke uitkering, aldus de Raad.

Rechten bij ontslag op andere gronden per 1 april 2013?

Uiterlijk per 1 april 2013 wijzigt de CAR/UWO en geldt dat het bevoegd gezag bij het vaststellen van een passende regeling moet betrekken: de bepalingen over 'de aanvullende uitkering, voor zover dit redelijk en billijk is'.

Hoewel de tekst van de bepaling dan alleen nog verwijst naar de paragraaf over de aanvullende uitkering - en niet meer naar het hele hoofdstuk 10d CAR/UWO, waaronder de paragraaf over de na-wettelijke uitkering – blijkt uit de toelichting op de wijziging dat in het kader van een passende regeling ook afspraken gemaakt kunnen worden over een na-wettelijke uitkering. De werkgevers- en werknemersorganisaties hebben bewust niet willen vastleggen welke inhoud een passende regeling moet krijgen (LOGA brief van 19 februari 2013, U201300250).

De vraag is hoe deze nieuwe bepaling uitpakt in het licht van voornoemde uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Zal de Raad meegaan met de kennelijke bedoeling van de regelgever in de sector gemeenten om geen algemene (minimum) uitkeringsregeling vast te stellen en (ook) loslaten dat de minimum uitkeringsregeling in het algemeen moet bestaan uit een WW- en BW-uitkering? We zullen de jurisprudentie met belangstelling volgen.

Conclusie

Het stof dat de Raad in de gemeentelijke sector heeft doen opwaaien met zijn eerste uitspraak dat bij ontslag op andere gronden in het algemeen een minimum uitkeringsregeling moet worden toegekend gelijk aan WW- en volledige BW-uitkering, is enigszins neergedaald door de nadere invulling van het begrip 'voor zover dit redelijk en billijk is', waardoor de minimum uitkeringsregeling in redelijkheid kan worden gekort als het arbeidsconflict in overwegende mate is veroorzaakt door de ambtenaar.

De nieuwe tekst van de gemeentelijke rechtspositiebepaling biedt het bevoegd gezag ruimte om per individuele situatie te beoordelen wat de 'passende' minimum uitkeringsregeling is. Werkgevers in de gemeentelijke sector kunnen daardoor een pakket aan maatregelen en voorzieningen samenstellen dat op maat is gemaakt en recht doet aan de feiten en omstandigheden van dat specifieke geval. De werkgevers- en werknemersorganisaties van de sector gemeenten hebben de voorgeschreven inhoud van een minimum uitkeringsregeling bij ontslag op andere gronden durven loslaten…….. nu de Raad nog.

CRvB-formule voor berekenen van extra ontslagvergoeding

Naast de minimum uitkeringsregeling is uitsluitend sprake van een extra ontslagvergoeding wanneer de overheidswerkgever een overwegend aandeel heeft gehad in het ontstaan en voortbestaan van de verstoorde arbeidsverhouding. Voor de berekening van deze ontslagvergoeding heeft de Raad onlangs een eigen ontslagformule geïntroduceerd: de CRvB-formule. Lees hierover meer in onze speciale Update over de CRvB-formule.

Tips

  • De gemeentelijke rechtspositieregeling biedt ruimte voor 'maatwerk' in voorzieningen en aanspraken bij ontslag op andere gronden.
  • Maak inzichtelijk waarom een bepaalde aanspraak of voorziening wel of niet wordt toegekend.
  • Wanneer de ambtenaar in overwegende mate een aandeel heeft in het ontstaan of voortbestaan van het arbeidsconflict, kan dat aanleiding zijn aanspraken te matigen.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties