Begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ (artikel 5.2, derde lid van de Woo) verduidelijkt

Het begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ uit de Wet open overheid (Woo) moet ruim worden geïnterpreteerd. Dat volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 oktober 2025.

Vanwege het belang voor de praktijk, vroeg de voorzitter van de Afdeling eerder aan staatsraad advocaat-generaal (A-G) Wattel om een conclusie te nemen. Daarbij werd hem verzocht in te gaan op (i) de betekenis van het in het wetsartikel opgenomen begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’, (ii) de vraag in welke soort situaties het belang van ‘het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad’ en (iii) tot welke resultaten de antwoorden op beide vragen zouden leiden in de voorliggende zaak. De conclusie verscheen op 9 juli 2025 (zie daarover ons eerdere nieuwsbericht).

In de uitspraak van 8 oktober 2025 geeft de Afdeling, in navolging van de conclusie van A-G Wattel, aan het begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ een vrij ruime uitleg. De zaak ging over een Woo-verzoek tot openbaarmaking van een memo over de procespositie van de gemeente Nunspeet in een bestemmingsplanprocedure. Een ambtenaar had deze memo opgesteld voor een wethouder. In de memo werd de wethouder geadviseerd om aanvullend onderzoek te laten doen naar het voorgenomen bestemmingsplan, de toelichting aan te passen en het ontwerpbestemmingsplan opnieuw ter inzage te leggen. De memo was bedoeld om de wethouder in staat te stellen een beslissing te nemen. Dit heeft de wethouder ook daadwerkelijk gedaan. De Afdeling oordeelt daarom dat de memo was opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming.

De uitleg die de Afdeling geeft aan de formulering dat ‘het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad’ is daarentegen minder ruim dan de A-G Wattel heeft voorgesteld. De Afdeling kiest er niet voor om het belang van het kunnen voeren van intern beraad in te vullen met alle belangen die worden gediend met de in artikel 5.1 Woo opgesomde weigeringsgronden. Als er nog andere belangen zijn die openbaarmaking in de weg staan, moet het bestuursorgaan die weigeringsgronden ook echt zelf inroepen. Gaat het om informatie over de procespositie van een bestuursorgaan of publiekrechtelijk lichaam, dan kan het bestuursorgaan daarvoor een beroep doen op artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo.

De uitkomst van de zaak is dat het college de memo in zijn geheel openbaar moet maken. Voor zover daarin persoonlijke beleidsopvattingen zijn opgenomen, moet openbaarmaking plaatsvinden in niet tot personen herleidbare vorm.