Uitspraak Centrale Raad van Beroep: intrekking en terugvordering WIA-uitkering en toeslag terecht
Het UWV trekt de WIA-uitkering en toeslag van betrokkene in en vordert het te veel betaalde bedrag terug. Daarnaast legt het UWV een boete op wegens schending van de inlichtingenplicht. Zijn deze maatregelen terecht? De Centrale Raad van Raad oordeelt van wel. Lees hieronder wat er precies speelde in deze zaak.
Achtergrond van de zaak
De betrokkene ontvangt sinds 31 december 2013 een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en sinds 16 oktober 2017 een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Op 5 december 2018 geeft hij aan het UWV door dat hij sinds 5 november 2018 werkzaam is bij een zorgonderneming van zijn zoon. Dit leidt tot een onderzoek door het UWV, mede naar aanleiding van een signaal van de gemeente Hengelo. Uit dat onderzoek blijkt dat de betrokkene al sinds 1 januari 2016 werkzaamheden verricht bij de zorgonderneming zonder dit te melden bij het UWV.
Op basis van deze bevindingen trekt het UWV de WGA-uitkering per 1 januari 2016 en de toeslag per 16 oktober 2017 in. Daarnaast vordert het UWV een bedrag van € 48.909,36 terug en legt een boete van €5.466,67 op. Betrokkene maakte bezwaar tegen deze beslissingen, maar het UWV verklaart het bezwaar ongegrond, waarna de rechtbank de zaak behandelt.
Uitspraak rechtbank en hoger beroep
De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende heeft aangetoond dat betrokkene tussen januari 2016 en december 2018 werkzaamheden verrichtte bij de zorgonderneming van zijn zoon zonder dit tijdig te melden. Uit zorgverantwoordingsformulieren, getuigenverklaringen en administratieve stukken blijkt dat betrokkene structureel en op geld waardeerbare werkzaamheden uitvoert. Hierdoor kon het UWV het recht op de WIA-uitkering en toeslag niet vaststellen, wat de intrekking en terugvordering rechtvaardigt. Ook de boete blijft in stand.
In hoger beroep voert betrokkene aan dat hij geleidelijk begon met werken, eerst als participant en later als vrijwilliger, en dat hij zich juist actief inzette om weer deel te nemen aan het arbeidsproces. Daarnaast vindt hij de terugvordering en boete onevenredig zwaar. Het UWV stelt dat betrokkene structureel werkzaamheden verricht zonder dit te melden en dat het belang van een rechtmatige vaststelling van uitkeringen zwaarder weegt.
Oordeel van de Centrale Raad van Beroep
De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Betrokkene verricht vanaf januari 2016 werkzaamheden zonder hiervan tijdig melding te maken. Omdat hij ook geen inzicht gaf in de omvang van de werkzaamheden en de inkomsten, kan het UWV het recht op uitkering niet vaststellen. Daarentegen meldt de betrokkene in 2016 dat hij toegenomen klachten heeft. Vervolgens stelt hij dat hij niet kan werken. De intrekking en terugvordering blijven daarom in stand.
Wel stelt de Raad vast dat de redelijke termijn in de procedure met bijna zeven maanden is overschreden. Dit leidt tot een verlaging van de boete met 10%, van € 5.466,67 naar € 4.920,-.
Let op eigenrisicodragers WGA!
Eigenrisicodragers in een situatie zoals bovenstaande kunnen alleen een boete opleggen als zij hiervoor een duidelijk sanctiebeleid hebben opgesteld. Een eigenrisicodrager is namelijk zelf verantwoordelijk voor het opleggen van maatregelen. Zonder sanctiebeleid kan een eigenrisicodrager geen maatregel opleggen. Het is dus van belang dat eigenrisicodragers beleid op- en vaststellen om adequaat te kunnen handhaven in vergelijkbare situaties.
Meer weten? Lees ook onze publicatie over maatregelen die eigenrisicodragers kunnen opleggen of neem contact met ons op.