Subsidietoezegging door medewerker kost provincie geld: een waarschuwing aan overheidsmedewerkers

Een melkveebedrijf uit Raalte vraagt voor de verplaatsing van haar bedrijf een subsidie van € 600.000,-, maar ontvangt van de provincie Overijssel slechts een subsidie van € 221.476,62. In hoger beroep voert de subsidieontvanger onder meer aan dat vanuit de provincie toezeggingen zijn gedaan. Een van die toezeggingen betreft een uitspraak van de gemachtigde van de provincie in een e-mail, dat de sloopkosten die betrekking hebben op de oude locatie van het bedrijf zullen worden gesubsidieerd. Het beroep op deze toezegging slaagt (ECLI:NL:RVS:2021:2441). De uitspraak is een waarschuwing aan overheidsmedewerkers om hun woorden in e-mails en brieven zorgvuldig te kiezen.

Beoordeling beroep op vertrouwensbeginsel in 3 stappen
Bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel doorloopt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) 3 stappen:

1. Is de uitlating of gedraging waarop de betrokkene zich beroept aan te merken als een toezegging
2. Is deze toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan toe te rekenen?
3. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord volgt de derde stap: moet bij afweging van alle betrokken belangen, het gewekte vertrouwen moet worden gehonoreerd en, zo ja, wat is de betekenis daarvan voor de uitoefening van de betreffende bevoegdheid?

De Afdeling stelt hier vast dat de gemachtigde van de provincie in zijn e-mailbericht van 24 augustus 2017 de subsidieontvanger (desgevraagd) heeft medegedeeld dat hij "navraag heeft gedaan inzake de sloopkosten" en dat de maatschap op de oude locatie "100% van de sloopkosten of afbreekkosten mag opvoeren". De Afdeling leest daarin de toezegging dat de op de oude locatie te maken sloopkosten van de subsidieontvanger zullen worden gesubsidieerd. De Afdeling is van oordeel dat die toezegging aan gedeputeerde staten kan worden toegerekend, omdat de gemachtigde de subsidieontvanger medegedeeld heeft navraag te hebben gedaan. De subsidieontvanger mocht er, mede gezien de omstandigheid dat de gemachtigde zijn vaste contactpersoon was, van uitgaan dat die gemachtigde de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. Gelet op het voorgaande, had de subsidieontvanger de gerechtvaardigde verwachting dat haar sloopkosten gesubsidieerd zouden worden en is hij op basis daarvan overgegaan tot sloop op die locatie. Naar het oordeel van de Afdeling is geen sprake van zwaarder wegende belangen die in de weg staan aan honorering van het gewekte vertrouwen. De Afdeling acht daarbij van belang dat de subsidieontvanger de sloopkosten pas gemaakt heeft na de ontvangst door gedeputeerde staten op 7 juli 2017 van de aanvraag om subsidie. Het alsnog aan de maatschap toekennen van subsidie voor deze kosten is daarom niet in strijd met Europese regels (Landbouwvrijstellingsverordening).

De sloopkosten van de subsidieontvanger die zien op de oude locatie, moeten door gedeputeerde staten alsnog worden gesubsidieerd (ECLI:NL:RVS:2021:2441).