Terecht teruggevorderde bovenwettelijke werkloosheidsuitkering

In een recente uitspraak (ECLI:NL:CRVB:2021:1670) oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen terecht een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering bruto heeft teruggevorderd. De situatie was als volgt.

Feiten

Een werkneemster is ruim 14 jaar werkzaam geweest op een basisschool. Vervolgens heeft het UWV met ingang van 4 augustus 2014 haar een uitkering toegekend op grond van de WW. De uitvoeringsinstantie voor bovenwettelijke WW-uitkeringen, WW-plus, heeft namens het college vanaf diezelfde datum een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering aan deze mevrouw toegekend. Op 6 december 2017 heeft mevrouw aan WWplus medegedeeld dat zij geen sollicitatieplicht meer heeft, omdat het UWV haar 100% arbeidsongeschikt heeft verklaard en dat zij sinds 21 december 2016 een IVA-uitkering ontvangt. Als reactie daarop heeft WWplus (namens het college) met ingang van 21 december 2016 de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering van mevrouw ingetrokken en het sindsdien betaalde teruggevorderd, omdat mevrouw vanaf 21 december 2016 een IVA-uitkering ontving. Daar is zij het niet mee eens. Ze maakt bezwaar, maar haar bezwaar wordt ongegrond verklaard. In hoger beroep keert zij zich slechts gedeeltelijk tegen de aangevallen uitspraak. Zij betoogt dat WWplus het terugvorderingsbedrag had moeten matigen door af te zien van brutering van dit bedrag.  

Oordeel CRVB

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het betoog van mevrouw niet slaagt. Het college is verplicht de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering terug te vorderen als daar een grond voor bestaat (artikel 36 lid 1 WW). Volgens vaste rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2009:BH4066) vindt terugvordering plaats in de vorm van bruto te veel betaalde bedragen, indien de terugvordering betrekking heeft op een tijdvak dat inmiddels in fiscale zin is afgesloten.     

Door de toekenning van de IVA-uitkering heeft appellante vanaf 21 december 2016 niet langer recht op de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering. Ten tijde van de terugvordering was het jaar 2017 in fiscale zin afgesloten. WWplus was dan ook namens het college gerechtigd het onverschuldigd betaalde bedrag aan bovenwettelijke werkloosheidsuitkering over het jaar 2017 bruto terug te vorderen, aangezien verrekening tussen het bestuursorgaan en de Belastingdienst op het moment van terugvordering niet meer mogelijk was. In dit kader wijst de Raad mevrouw nog wel op de mogelijkheid om bij de Belastingdienst een teruggave te vragen van eventueel te veel ingehouden loonheffing.

Conclusie

Een IVA-ontvanger heeft niet tevens recht op een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering. In het geval dat deze onverschuldigd is betaald én het jaar in fiscale zin al is afgesloten, dan dient het onverschuldigd betaalde bedrag bruto te worden teruggevorderd.

Vijverberg Advocaten & Adviseurs beschikt over specialisten die u kunnen helpen bij het beoordelen of een (voornemen tot) terugvordering van een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering juist is. Ook kunnen zij u voorzien van een second opinion. Neem vrijblijvend contact met ons op.